Behoedzaam, om die ene krakende trede niet te raken, sluipt Kees de trap af. Op zijn tenen loopt hij de gang door, bij de deur staat hij stil, legt zijn hand op de deurknop en kijkt lang naar achter. Niemand. Snel opent hij de deur en een seconde later staat Kees buiten. Daar is hij vanaf. Anna is geweldig, lief en prachtig, denkt Kees diep van binnen. Hij waardeert de hartstochtelijke nachten, de verzengende aantrekkingskracht als Anna zich uitkleedt. Maar nu wil zij meer. Ze wil een relatie.
“Waarom moet ze iets goeds perse verpesten, met haar overdreven aanhankelijkheid,” moppert Kees stilletjes, terwijl hij voorzichtig de autodeur achter zich sluit. Hij haalt zijn schouders op. “Ach, er zijn vrouwen genoeg die na een nacht niet gelijk vast blijven plakken,” houdt hij zichzelf voor terwijl hij de autogordel omdoet. Hij start zijn bolide en rijdt zachtjes weg. “Daar ben ik mooi vanaf.”
“Ik ben te jong om mij te binden,” zegt Kees in zichzelf, terwijl hij voor het rode verkeerslicht stilstaat. Hij fronst. Een herinnering aan die avond dringt zich op. Het was niet goed wat zij deden, had Anna gezegd. Voor zich ziet hij de schuldbewuste en smekende ogen in Anna’s gezicht. Onhandig probeerde zij haar schaamte met een handdoek te bedekken, maar zelfs de grootste handdoek in de wereld had dat niet kunnen bewerkstelligen. Hoe hij de gedachte ook weg probeert te jagen, deze plakt aan hem als een vlieg bij onweer. “Ik verander later wel.”
Nu zijn denken tot deze conclusie is gekomen, verandert de bezorgde uitdrukking op Kees’ gezicht in een glimlach. Zijn gedachten verplaatsen zich van Anna, die hem een oncomfortabel gevoel geven, naar zijn broer David. “Vrome huichelaar,” zegt Kees, zijn ogen flikkeren spottend. David verwijt Kees regelmatig een losgeslagen en goddeloos leven te leiden. “Flikker op met je geloof,” denkt Kees. “Ik verander later wel.” Plots doemen vlak voor de wegdromende Kees de koplampen van een nachtelijke goederentrein op.
Verdrietig buigt David zijn hoofd bij de mededeling van de ambulanceverpleegkundige. “Toen uw broer zag wat op hem afkwam, was het al te laat. Hij kon niet meer veranderen.”
Geschreven voor de Themadienstkrant van Berea De Maten, 11 oktober 2015. Iedere zondag om 10.00 uur in De Heemgaard, Heemradenlaan 125, Apeldoorn. Deze column heeft een specifieke context: We houden een aantal diensten over de gelijkenis van de verloren zoon. Tijdens deze dienst, bespreken we specifiek de oudste zoon, die in delen van de christelijke traditie een nogal negatieve pers krijgt. Ik vraag mij in deze column of af wij anders naar de oudste zoon zouden kijken, als de jongste zoon omgekomen zou zijn voordat hij naar de vader terug kon keren.
Geef een reactie