Het is een illusie te denken dat flexibilisering te stoppen is, betoogt Raymond Puts, algemeen directeur van uitzendbureau Unique op 15 maart in Trouw (gratis). En hij heeft gelijk. Flexwerk neemt de komende jaren alleen maar toe en de kans op een vaste baan wordt steeds kleiner. Daarom is het tijd om de positie van de flexwerker te versterken.
De afgelopen jaren ben ik onvrijwillig veelvuldig aan de slag gegaan als flexwerker, waarbij ik soms tot ’s avonds laat werkte, soms nog midden in de nacht aan het werk moest en soms ‘op stand-by’ stond, voor het geval een vaste kracht toch niet zou kunnen werken. En voor die onzekerheid en flexibiliteit kreeg ik geen enkele compensatie, niet door zekerheid, niet door beloften voor de toekomst en niet door hoger loon. Consequent moest ik genoegen nemen met minimumloon, terwijl de vaste krachten zo’n tien procent meer dan dat verdienden.
Ik mopper niet. Natuurlijk hebben bedrijven een flexibele schil nodig, zeker bedrijven met grote verschillen in de hoeveelheid werk, zoals de pakketbezorger waar ik enige tijd als invalskracht aan de slag ging, of bedrijven met veel seizoensarbeid. Maar met de opmars van de flexwerker, waar Raymond Puts terecht de vinger op legt, moet de positie van deze flexwerker wel nodig versterkt worden.
De overheid zou de flexwerker meer als ondernemer moeten beschouwen. Wanneer een bedrijf voor een medewerker met een vast contract geen werk heeft of de medewerker ziek is, is dat het risico van de werkgever. De werkgever moet loon doorbetalen, ook als de werknemer feitelijk niet werkt. Voor een flexkracht geldt dat niet en die moet daar dus een reserve voor opbouwen. Net als zzp’ers, dus. En die reserve moet in het loon inbegrepen zijn. Daarbij moeten flexwerkers net als zzp’ers hun eigen opleidingsniveau in stand houden, ook zij hebben over het algemeen geen werkgever die dit voor hen betaalt. Ook hiervoor zou compensatie in het loon inbegrepen moeten zijn.
“Accepteer als samenleving de flexibele toekomst en pas daar de Wet werk en zekerheid op aan,” schrijft Raymond Puts en ook hier heeft hij gelijk. Het lijkt me redelijk dat in de wet wordt opgenomen dat mensen met een flexibel contract of mensen die via een uitzendbureau werken voor hetzelfde werk tien tot vijftien procent meer moeten verdienen, zodat zij op die manier een noodzakelijke reserve én eigen opleiding kunnen bekostigen.
Over de afbeelding: Het zat de flexwerker ook in de zeventiende eeuw niet altijd mee, blijkt uit de schets ‘De ongelukkige dagloner’ van Adriaen Pietersz. van de Venne, getekend tussen 1651 en 1656. Afbeelding: Rijksmuseum.
Schrijf je in voor mijn maandelijkse nieuwsbrief:
[mailpoet_form id=”3″]
Geef een reactie