Voor mij verliep de stemming enigszins teleurstellend. Enkele weken geleden stemden de leden van mijn evangelische gemeente over wat men wel ‘de vrouw in het ambt’ noemt, ofwel de vraag of vrouwen mogen preken en of zij in het leiderschap van de gemeente mogen. Hiervoor moest minimaal tweederde van de bij de stemming aanwezige leden voor stemmen, begreep ik van de oudsten, op dat moment dacht ik dat dat was omdat er een statuutwijziging nodig is. Dat lukte voor de helft: Voor het voorstel om vrouwen toe te laten tot de preekstoel was een meerderheid van 74 procent, 63 procent stemde voor het voorstel om vrouwen ook als bestuurslid toe te laten.
Teleurstellend omdat ik een groot voorstander ben van de vrouw in het ambt, dat vrouwen niet alleen mogen preken, hoewel dat al een belangrijke vooruitgang is, maar ook deelnemen aan het leiderschap. Een meerderheid is het in beide gevallen met mij eens, maar voor de vrouw in het bestuur (bestuursleden worden in mijn gemeente oudsten genoemd) is die meerderheid net niet groot genoeg. De huidige oudsten hebben aangegeven dat zij zelf een voorstander van beide voorstellen zijn.
Sommigen zullen zich afvragen waarom deze discussie ‘het is 2016!’ nog gevoerd moet worden. Dat is eenvoudig: Er zijn voorstanders en tegenstanders en die zitten samen in een kerk. En kerken zijn van nature complexe organisaties waar mensen met allerlei verschillende gezichtspunten samen een weg moeten vinden. Een zekere stroperigheid in besluitvorming is daarbij gezond, hoewel dit besluit naar mijn mening niet ver genoeg gaat en volgens mij ook onjuist is.
Biblicisme
Toen mijn kerk opgericht werd, was dat mede uit onvrede met de koers van veel zogenaamde traditionele kerken, die de vrouw in het ambt toelieten en daarom volgens de oprichters van mijn gemeente opschoven richting vrijzinnigheid. De manier waarop toen naar mijn indruk geredeneerd werd, maar ik was toen nog niet eens geboren, alles wat ik weet is van horen zeggen, was strikt biblicistisch: teksten als 1 Timoteüs 2:11 en 12 schrijven voor dat de vrouw moet zwijgen en dat zij niet mag heersen over een man staan in de Bijbel, dus is het zo en geldt dat onverkort ook nu en in iedere situatie. Zonder al te diep op de theologie in te willen gaan, denk ik daar anders over.
Als we de Bijbel willen volgen in hoe wij kerk zijn, ik wil dat in ieder geval, dan denk ik dat algemene principes meer een universeel karakter hebben en dus een belangrijker leidraad dan praktische aanwijzingen. De auteur van de eerste brief aan Timotheüs stelt het hier tamelijk algemeen (hoewel in de context van praktische aanwijzingen), maar “er zijn geen Joden of Grieken meer, slaven of vrijen, mannen of vrouwen – u bent allen één in Christus” (Galaten 3:28) heeft nog veel minder het karakter van een praktische aanwijzing. Ik weet hoe ingewikkeld de interpretatie van de Bijbel is en ik geef grif toe dat dit mijn eigen afweging is, anderen kunnen tot andere afwegingen komen.
Als ik de tekst uit 1 Timoteüs als uitgangspunt neem, is de uitslag van de stemming überhaupt onbevredigend, de auteur van deze brief heeft het zowel over vrouwen die moeten zwijgen, als over vrouwen die niet mogen heersen. In het tweede zou nu de auteur wel gevolgd worden, maar in het eerste niet. Dat lijkt me een uiterst inconsequente omgang met de Bijbel.
Irrelevant
Ik beschouw mijzelf niet als een biblicist en ik denk dat ook overwegingen die met de Bijbel verder niets van doen hebben, wel van belang zijn. In de eerste plaats geldt daarbij voor mij dat het onderscheid tussen man en vrouw in deze kwestie niet relevant is. Er zijn feitelijke verschillen tussen mannen en vrouwen, net zo goed als er feitelijke verschillen tussen mannen onderling zijn en tussen vrouwen onderling, maar waar de verschillen tussen mannen onderling en vrouwen onderling hier relevant kunnen zijn, zijn ze dat tussen mannen en vrouwen in zijn algemeenheid niet. Ik leg dit verder uit.
In 1 Timoteüs 3 legt de auteur uit aan welke vereisten een opziener (noem het een bestuurslid, een ouderling, een oudste, een gemeenteleider of een voorganger. De functie ligt in ieder geval ergens daar in de buurt) moet voldoen: “Een opziener moet onberispelijk zijn. Hij kan slechts man van één vrouw zijn en hij moet sober, bezonnen, gematigd, gastvrij en een goede leraar zijn. Hij mag niet teveel drinken of driftig zijn, maar hij moet vredelievend en vriendelijk zijn, en niet geldzuchtig.” Dit zijn redelijke eisen: kennelijk heeft zo’n opziener volgens de auteur een voorbeeldfunctie, moet hij een uitmuntend karakter hebben en zich goed kunnen beheersen, ook op het gebied van relaties. Tegenwoordig heeft de ouderling, kerkelijk bestuurder of voorganger nog steeds een voorbeeldfunctie, hoewel daar niet langer een vanzelfsprekend gezag aan gekoppeld is. Wat duidelijk is, is dat aan de hand van deze redelijke eisen veel mannen afvallen. Simpelweg omdat ze driftig zijn, teveel drinken of er een al te losse seksuele moraal op nahouden. Of omdat mensen spontaan in slaap vallen zodra zij beginnen iets uit te leggen. Voor een deel van de vrouwen geldt hetzelfde, maar nergens omdat zij vrouw zijn. Vandaar dat ik het geslacht van sprekers en oudsten voor mij niet relevant is. En dat volgens mij voor de kerk ook niet zou moeten zijn.
Representatie
Een verdere belangrijke afweging voor mij is dat mensen zich in de kerk gerepresenteerd moeten voelen. Als er op het podium (ja, wij hebben helaas een podium) van de kerk steeds alleen maar mannen staan, zullen mogelijk veel vrouwen het idee hebben dat zij er niet voluit bij horen. Daar heb ik overigens geen onderzoek naar gedaan en ik weet dat er in mijn kerk ook vrouwen zijn die fel tegenstander zijn van de vrouw in het ambt. Dat idee van representatie is voor mij in ieder geval wel de reden geweest dat ik eerder nadrukkelijk erop aangedrongen heb dat er een vrouwelijke columnist voor (toen nog) de Gastendienstkrant zou komen, voor die tijd waren er drie mannelijke, waarvan ik er één was. Ik was bereid mijn positie als columnist daarvoor op te geven, al was dat uiteindelijk niet nodig. Natuurlijk staan er niet alleen mannen op het podium, de bands bestaan voor een groot deel uit vrouwen, we hebben een functie die we ‘leiding van dienst’ noemen en die een soort dagvoorzitter is en die wordt ook weleens door vrouwen vervult, maar het is goed dat vrouwen nu ook gaan preken, al moet het nog feitelijk ingevoerd worden. Maar juist ook in het leiderschap toon je dat mannen en vrouwen er evenveel bij horen, evenveel in te brengen hebben, dat in Christus beide gelijk zijn.
Het gaat ook niet alleen over vrouwen. Divers samengestelde leiderschapsteams nemen betere beslissingen. In zo’n divers samengesteld team horen ouderen, jongeren, alfa’s, bèta’s en gamma’s, armeren, rijkeren, mensen van verschillende (etnische) afkomst en dus ook mannen en vrouwen.
Samenvattend vind ik de uitslag van de stemming en het feit dat daarmee vrouwen uitgesloten blijven van bestuurlijke functies teleurstellend omdat ik het onderscheid irrelevant vind, omdat ik vind dat mannen, vrouwen en verschillende groepen binnen de gemeente representatie moeten hebben en omdat divers samengestelde leiderschapsteams de beste beslissingen nemen. Daarnaast denk ik dat ook op theologisch vlak een andere afweging mogelijk is. Dat alles bij elkaar maakt dit mijns inziens ook een verkeerde beslissing.
Nog iets geks
In de jaren dat ik lid ben van deze kerk is er consequent gesproken over oudsten-echtparen, waarbij de man dus aan de vergaderingen deelnam, maar dit nadrukkelijk niet zonder steun van zijn vrouw kon doen. Interessant is dat de oudsten voorafgaand aan deze stemming geen moment besproken hebben wat een eventuele beslissing om vrouwen in het bestuur toe te laten in dit opzicht voor gevolgen zou hebben. Zou het mogelijk zijn dat van een echtpaar zowel de man als de vrouw zitting nemen in het bestuur van de gemeente? En zo niet, als beiden elkaar afwisselen in het bestuur zou teveel invloed bij één gezin kunnen komen te liggen. In dat opzicht is het ook gemakkelijker om de vrouw op de preekstoel toe te laten en ik hoop dat het bestuur deze vragen alvast uitwerkt voor de volgende keer dat dit onderwerp ter sprake komt. En iets geks is er ook met de stemprocedure, ik noem het al even. Waar komt eigenlijk die eis van tweederde meerderheid vandaan?
Statutenwijziging?
Toen ik begreep dat er een tweederdemeerderheid nodig was om de vrouw in het ambt toe te laten, meende ik dat dat was omdat de statuten gewijzigd moeten worden om dit toe te staan. Dat is echter niet het geval. De statuten melden:
6. 1. De gemeente wordt geleid door een oudstenraad, hierna te noemen “de raad”.
[…]
6.4. Bij het aanstellen van oudsten en diakenen handelt hij volgens de bepalingen van het huishoudelijk reglement.
6.5. De raad kiest uit zijn midden een voorzitter, een vicevoorzitter, alsmede een secretaris en stelt een van de diakenen als penningmeester aan. Tezamen vormen deze het dagelijks bestuur.
De sekse van bestuurders en preekgerechtigden komt dus helemaal niet in de statuten voor. Dat zou dan in het huishoudelijk reglement moeten staan, dat heb ik niet kunnen inzien, maar daar is slechts een gewone meerderheid voldoende voor. De mail die de uitslag meldt, formuleert het als volgt:
“Uiteindelijk komt er dan een punt dat je tot een afronding wilt komen en we hebben gemeend dit met een gemeentestemming te moeten doen. Hierbij was vooraf de afspraak gemaakt dat voor beide vragen een 2/3 meerderheid moest komen om tot uitvoering over te gaan.”
Het is me niet duidelijk met wie dan die afspraken zijn gemaakt. Zoals ik het me herinner, maar ik kan heel goed wat gemist hebben, had het meer het karakter van een mededeling. Ik vermoed dat de oudsten hebben gekozen voor de eis van een gekwalificeerde meerderheid omdat het onderwerp bij sommigen heel erg gevoelig ligt en zij hen ook serieus willen nemen. En dat is prijzenswaardig. Maar ik vraag me af of de oudsten eenzijdig de vereiste meerderheid van een stemming naar tweederde mogen ophogen. Naar mijn indruk is met goede bedoelingen een verkeerde keuze gemaakt. Was dat niet gebeurd, dan waren de voorstel om vrouwen ‘op de kansel’ en in het bestuur op te nemen er allebei gekomen. Een verkeerde beslissing was dan voorkomen.
Tot slot
Voor mij is het van belang om in grote lijnen mijn standpunt hierover weer te geven. Mijn mening vormt zich vaak pas tijdens het schrijven (of praten), dus ik weet nu ook beter wat ik er zelf van vind. Dat is voor mij op dit moment genoeg. Ik ga de beslissing niet aanvechten. Er is een belangrijke en noodzakelijke stap gezet en hoewel die wat mij betreft lang niet ver genoeg gaat, vier ik liever dat succes dan dat ik het verlies betreur.
Over de kopfoto: Dit is Jan Jokinen Davis, een Amerikaanse methodistenpredikant en zoals zichtbaar ook een vrouw. Zij gaat op haar website op meer theologisch vlak ik op de vraag waarom vrouwelijke predikanten en voorgangers niet alleen prima, maar ook nodig zijn. Bronnen van de beide andere foto’s hier en hier.
Schrijf je in voor mijn maandelijkse nieuwsbrief, met analyses van religie, politiek en samenleving:
[mailpoet_form id=”3″]
Ik heb het huishoudelijk reglement inmiddels in handen weten te krijgen. Dat geeft wat antwoorden op de vragen die ik in het laatste deel van mijn lange stuk heb gesteld, onder het kopje ‘statutenwijziging?’ De vrouw in het ambt komt ook in het huishoudelijk reglement niet voor, waarmee ik geen antwoord heb op de vraag waar dit precies vandaan komt. Zou dit wel het geval zijn, dan moet een tweederde meerderheid stemmen voor wijziging, waarbij tweederde van de stemgerechtige leden aanwezig moet zijn (hr 9.1). Nu is het ‘gewoon’ een besluit van de gemeente en geldt: “Alle besluiten van de gemeente moeten, om van kracht te zijn, genomen worden met een tweederde meerderheid van het aantal uitgebrachte stemmen” (hr 7.2). Helder. Betekent wel dat mijn veronderstelling dat een wijziging van het huishoudelijk reglement slechts een gewone meerderheid vraagt onjuist is en dat de oudsten zich gewoon aan het huishoudelijk reglement hebben gehouden bij de eis voor een tweederde meerderheid. Zij zaten juist, ik niet.
Geef een reactie