“We hebben het terecht veel over de bestuurscultuur en hoe die beter moet. Maar hoe kunnen we de politieke cultuur (in de Tweede Kamer) verbeteren?”
Hier en daar heb ik wel enige kritiek geleverd op het functioneren van de Tweede Kamer en van de journalistiek. Misschien is het sommigen weleens opgevallen. In ieder geval, toen Wouter-Jan de Graaf me vroeg te reageren op bovenstaande tweet en ik toch een klein beetje tijd te doden had, ben ik in de pen gekropen, met dit als resultaat. Ik waarschuw vast: het is behoorlijk lang. Over de uitslag wordt niet gecorrespondeerd 😉
Bewust pak ik politieke cultuur breder dan alleen de Tweede Kamer. De kwaliteit van het politieke discours en van het politieke handwerk wordt niet alleen maar bepaald door de politici zelf, maar ook door de context van journalistiek en partijen. Het grootste deel van dit bericht inventariseer ik wat volgens mij de voornaamste problemen zijn in onze politieke cultuur, de oplossingen zijn naar verhouding mager, simpelweg omdat ik maar weinig oplossingen paraat heb. Dit is niet alleen ‘technisch’ op te lossen, de keuzes die journalisten, politici individueel, fracties, ministers, kabinetten en partijen maken, moeten veranderen.
De problemen van de journalistiek
De pers is altijd een weerspiegeling van de samenleving, maar te vaak is het eerder een lachspiegel dan een accurate weerspiegeling. Gedeeltelijk is dit onvermijdelijk: de journalistiek wordt bevolkt door een relatief hoogopgeleide populatie die zichzelf aan de ene kant ziet als hoeder van de democratie, zeker de politieke journalistiek, en tegelijkertijd door allerlei veel minder hoogwaardige verlangens en sentimenten bevangen is. Kritiek op de parlementaire journalistiek wordt daarmee algauw afgedaan als een aanval op democratie zelf, terwijl journalistiek ook een bedreiging kan zijn voor de democratie, en dat zien we ook in Nederland. Dit is overigens geen diskwalificatie van de journalistiek, journalistiek blijft mensenwerk, de vrijheid die journalisten hebben om hun werk te doen is cruciaal juist voor de democratie en journalisten nemen hun werk heel serieus en voor een groot deel slagen ze goed in hun verantwoordelijke werk. Maar ik probeer ook een inschatting te maken van de consequenties van de houdingen en manieren van verslaggeving van de journalistiek als geheel op de politieke cultuur.
Ik zie twee voorname problemen met de politieke verslaggeving: 1. de focus op politiek conflict, waardoor het nemen van regeringsverantwoordelijkheid consistent wordt afgestraft (van de premiersbonus afgezien) en de flanken versterkt, en 2. gebrek aan kennis van de regels.
De focus op politiek conflict werkt op verschillende niveaus, waarbij debat tussen partijen steevast een winnaar op moet leveren, hoewel dat niet het doel van debat is of behoort te zijn, maar ook de relatie tussen regering en Tweede Kamer wordt door journalisten veel te vaak in het frame van conflict geperst. Zeker wanneer het gaat om het informeren van de Tweede Kamer, om transparantie, of om wetgeving zoals rondom de veiligheidsdiensten. Conflictframes leveren al snel smeuïge verhalen op, maar vanuit verschillende rollen hebben regering en parlement verschillende verantwoordelijkheden en verschillende inzichten daarin zijn nog geen conflict. Net zo zijn verschillende visies op de samenleving tussen partijen geen conflict, terwijl de conflicten die er wel zijn in de Kamer vrijwel nooit gaan over de inhoud, maar bijna altijd trucjes zijn van de flankpartijen om de voorpagina van de krant te halen. Wilders is hierin een ster, maar ook Baudet gooit hier hoge ogen mee.
Het gebrek aan kennis van de regels hangt gedeeltelijk samen met dat conflictframe: wanneer je de regels niet kent kan je altijd nog een verhaal schrijven over ruzie, ook al blijkt het voor de kenner gewoon een rugbygame te zijn. Wanneer de Tweede Kamer meer informatie vereist en het Kabinet dat weigert of er slechts ten dele aan toegeeft, wil dat niet zeggen dat het Kabinet de Kamer niet goed informeert, dat is slechts het geval als de Kamer wettelijk recht heeft op die informatie. En dat is lang niet altijd het geval. Of als er gesproken wordt over de controlefunctie van de Tweede Kamer, moeten journalisten begrijpen dat het niet de taak is van de Tweede Kamer om het beleid van de regering na te rekenen, de voornaamste taak van de Tweede Kamer ligt bij het maken en goedkeuren van wetgeving. Wanneer journalisten de regels en mores van de politiek niet kennen, herkennen zij niet wanneer politici frames gebruiken om opponenten in een kwaad daglicht te zetten, zeker in de relatie tussen oppositie en regering. Sowieso lijkt er onder journalisten het idee te bestaan dat de Tweede Kamer altijd gelijk heeft. Daar denk ik bepaald anders over.
De twee hierboven genoemde problemen zijn vrij ‘technisch’ van aard. Overkoepelend is het probleem dat de parlementaire journalistiek te weinig bewust lijkt van de eigen macht. Journalistiek kan politici maken of breken. Het is de parlementaire pers die Wilders en Baudet, beide staatsgevaarlijke nietsnutten, groot heeft gemaakt en daar tot op de dag van vandaag mee doorgaat. Het is de pers die retorische escalatie bij politici en maatschappelijke organisaties steeds opnieuw beloont en die de redelijke partijen uitholt. En de pers moet zich ervan bewust zijn dat fracties en partijen zich aan hun gedrag aanpassen. Met het huidige gedrag van de pers hebben de fracties er geen belang bij het spel in de Tweede Kamer volgens de regels te spelen en hebben partijen er geen belang bij om juristen op verkiesbare plaatsen te zetten. Dat wil niet zeggen dat fracties en partijen niet hun eigen verantwoordelijkheid hebben, natuurlijk is dat zo, maar het moet de pers duidelijk zijn dat ze slecht gedrag beloont en daardoor stimuleert. Tegelijkertijd voelen journalisten de druk van social media en ‘volksjournalistiek’, waar de tendens tot escalatie en framing nog veel sterker is, erg zichtbaar wordt dit in het voortdurend rondpompen van misleidende stemuitslagen bij moties. Gelukkig doet de professionele journalistiek hier over het algemeen niet aan mee.
Alle problemen die bij de pers spelen, spelen bij de talkshows nog veel sterker. De kwaliteit daarvan is bedroevend laag, het conflictframe is het enige dat ze er kennen, de grootste warhoofden worden daar voortdurend uitgenodigd en enige analyse hoef je daar zeker niet te verwachten. De schade die daarmee aangericht wordt is haast onbeschrijfelijk.
De problemen van de Tweede Kamer
Veel van de problemen van de Tweede Kamer hangen samen met die van de pers, maar dan vanaf de andere kant. Net als de verslaggevers kennen te veel Kamerleden de regels niet, of zijn ze niet bereid zich daaraan te houden. Behalve natuurlijk Wilders en Baudet, die sowieso vinden dat de regels niet voor hen gelden, valt hierbij ook Sylvana Simons in negatieve zin op. Bij Wilders is dit sowieso onwil, Simons kan je nu het gebrek aan ervaring denk ik nog niet verwijten. Hoe dan ook versterkt het gebrek aan ervaring van Kamerleden het kennisgebrek over de regels en mores in de Tweede Kamer, een probleem van nieuwe partijen, maar ook van de traditionele.
Daarnaast is het grootste probleem dat de Tweede Kamer zichzelf veel te veel macht toe-eigent. De Tweede Kamer en het Kabinet staan niet boven elkaar, de Tweede Kamer is niet de baas van het Kabinet en hoeft het handelen van het Kabinet niet te controleren. Deze problemen hangen voor een deel samen met de Nederlandse cultuur, waarin hiërarchie verafschuwd wordt en het ondenkbaar is dat de Tweede Kamer, als vertegenwoordiger van Het Volk, niet boven het Kabinet staat. De manier waarop ons bestel is opgebouwd is echter primair aristocratisch en beide machtsdragers hebben een eigenstandige verantwoordelijkheid, waarbij de regering in principe haar eigen beleid bepaalt en de Tweede Kamer onder meer budgetrecht heeft, het recht van amendement, het recht van onderzoek etc.
De praktijk is helaas dat de Tweede Kamer op bepaalde dossiers het beleid van de regering meent te moeten kunnen narekenen en dat ook de informatieplicht vanuit het Kabinet daaraan ten dienste moet staan. Niet alleen is dat niet de taak van de Tweede Kamer, ook heeft de Tweede Kamer daarvoor niet de bevoegdheden en de capaciteit. In een tijd waarin Kamerleden (terecht) klagen over werkdruk, is het onlogisch om zichzelf meer taken en verantwoordelijkheden toe te eigenen dan die bij de Tweede Kamer horen. Juist doordat de Tweede Kamer zich de rol van inhoudelijke controleur toe-eigent boet ze op juridisch vlak ernstig aan slagkracht in, met als gevolg te vaak ondeugdelijke wetgeving.
De houding van de Tweede Kamer kan hierbij ook niet ongenoemd blijven. Het Kabinet gaat niet beter presteren als het voortdurend vanuit een houding van wantrouwen benaderd wordt. De retoriek is er vaak een van wantrouwen, zie hiervoor ook het debat rondom ‘Functie elders’, waarbij premier Rutte veelvuldig beschuldigd werd van leugens, zonder dat deze op enig moment aannemelijk werden gemaakt. Of als het gaat om de timing van door het Kabinet gestuurde informatie. Laat zowel Kabinet als Tweede Kamer uit volle overtuiging zoeken naar het goede voor Nederland en de wereld en laat elkaar daar waar mogelijk in hun waarde. Ik benader dit ook als een christen en dat lijkt me de meest christelijke houding.
Hierboven heb ik een situatie geschept waarin verschillende problemen van de Tweede Kamer samenkomen: De Tweede Kamer neemt teveel hooi op de vork, meent overal iets van te moeten vinden, wil altijd alle informatie hebben, en vlot, ze ziet zichzelf zogezegd als controleur en baas van de regering. Tegelijkertijd draagt het Kabinet steeds alle schuld wanneer het misgaat. Dit leidt tot een situatie waarin de Tweede Kamer de lof voor al haar wensen opeist, maar de kwalijke gevolgen van die wensen afschuift op het Kabinet. Het landbouwdossier is een goed voorbeeld, waarbij de Tweede Kamer steeds de landbouwers de hand boven het hoofd heeft gehouden, de Nederlandse landbouw of visserij mochten vooral niet geschaad worden, maar nu het Kabinet de schuld krijgt van de stikstofproblematiek. Hetzelfde met de gaswinning: Gronings gas was steeds nodig om gaten in de door de Tweede Kamer gewenste begroting te dichten, maar nu de Groningers er last van hebben is het de schuld van de regering. Het Kabinet is op deze dossiers steeds te timide geweest, die mag en moet zich duidelijker uitspreken en soms weigeren door de Tweede Kamer gewenst beleid uit te voeren. Ik vind dat op dit vlak de journalistiek ook wat scherper mag zijn.
Ik ben helaas nog niet klaar, want een ernstig probleem in de Tweede Kamer is de fractiediscipline. Dat speelt bij regeringspartijen, zeker wanneer de meerderheid in het parlement wankel is, maar ook oppositiepartijen hebben ermee te maken. Niet voor niets zijn er steeds meer maatregelen genomen om ‘zetelroof’ te voorkomen, zonder veel succes. Het probleem van ‘zetelroof’ komt niet voort uit de wil van Kamerleden om een eigen politieke nering op te zetten, sowieso meestal kansloos, maar uit druk vanuit partij en fractie om zich te voegen naar het keurslijf van de partij, zowel in stemmingen als in uitingen. ‘Onafhankelijke’ Kamerleden worden geprezen in de pers, maar partijen en fracties zitten ermee in hun maag omdat Kamerleden met een eigen geweten de propaganda van de partijen ondermijnen. Tegelijkertijd willen partijen en fracties graag Kamerleden die zichtbaar zijn in de media en dus wel aan hun eigen profiel werken. Deze tegenstrijdige wensen van fracties en partijen leiden tot frictie en ‘zetelroof’ en de oplossing ervoor ligt alleen bij de partijen zelf, niet bij alsmaar strengere regels.
Over de ‘versplintering’ is al veel gezegd en veel daarvan ga ik niet herhalen. Het probleem is niet dat er te veel partijen zijn, maar het probleem is dat de grote partijen weggevaagd zijn, waardoor er vooral veel middelgrote partijen overgebleven zijn, waarvan dan ook nog eens een aanzienlijk deel geen enkele bedoeling heeft om ooit regeringsverantwoordelijkheid te dragen, aan alle kanten van het politieke spectrum. En wie kan hen dat verwijten, aangezien regeren inderdaad vaak halveren is? Over regeren gesproken: een belangrijke belemmering van het werk in de Tweede Kamer zijn de steeds verder uitdijende regeerakkoorden. Ze zijn helaas soms nodig, maar de hoeveelheid afspraken en het gedetailleerde karakter daarvan duiden op een groot wantrouwen tussen regeringspartijen. Het is niet het einde van de wereld wanneer een Kabinet niet doet wat regeringspartijen graag willen. Ik zou graag meer minderheidskabinetten zien, meer partijloze ministers, meer vrijheid voor de regering ten opzichte van de regeringspartijen en zo meer invloed vanuit de oppositie.
Aan mijn kritiek op de Tweede Kamer wil ik wel dit toevoegen: Het politieke handwerk in de Tweede Kamer wordt nauwelijks in de plenaire vergadering uitgevoerd, hoewel ook dat belangrijk is, maar in de commissies. En daar, relatief in de luwte, doen Kamerleden ontzettend goed werk, zelfs politici van partijen die zich plenair en in de media als volstrekt onredelijk neerzetten. En dat wordt te vaak over het hoofd gezien.
Het probleem van de partijen
Het probleem van de partijen is ernstig en wordt te weinig besproken. Uiteindelijk zijn het de partijen die Kamerleden op de lijsten zetten en deze selectiemacht wordt op de verkeerde manier ingezet. Al lange tijd is de trend dat Kamerleden steeds minder juridische achtergrond hebben, steeds vaker slechts voor relatief korte tijd in de Tweede Kamer zitten. In de selectievereisten, voor zover we dat als buitenstaanders kunnen zien, wordt steeds meer prioriteit gegeven aan media-aandacht (naast, en dat is op zichzelf niet een kwalijke ontwikkeling, een zekere ‘afspiegeling’ van de samenleving op het vlak van afkomst en sexe) en steeds minder aan juridische degelijkheid en ervaring. De schuld ligt niet alleen maar bij partijbesturen, een deel van het probleem komt doordat steeds minder mensen lid zijn van partijen, het blijkt steeds moeilijker om geschikte kandidaten te vinden voor politieke functies, de toekomst van partijen is steeds meer afhankelijk van ‘talenten’. Ook zorgt de macht van de media ervoor dat wie niet gezien wordt, ook geen stemmen trekt. Op dit vlak en op verschillende andere vlakken die ik besproken heb, is er sprake van dat verschillende betrokken negatieve invloed op elkaar uitoefenen.
De problemen van het Kabinet/ de regering
De regering krijgt veel vaker de schuld dan terecht is. Tegelijkertijd faalt de regering veelvuldig en is dit falen ernstig. Aan de hand van de WOB (inmiddels vervangen door de WOO) zal ik een breder plaatje schetsen van het probleem en de oorzaken hiervan. De WOB was bedoeld voor journalisten en andere burgers om benodigde informatie over de overheid op te vragen en dat zo te regelen dat zowel de behoefte aan overheidstransparantie als de behoefte aan geheimhouding op bepaalde vlakken als de behoefte aan privacy van betrokkenen vervuld wordt. En in veel opzichten voldeed de wet daarvoor. Maar er waren een aantal problemen: 1. de in de wet opgenomen dwangsommen zorgden ervoor dat sommige mensen veel en ongerichte WOB-verzoeken deden juist om op die manier te profiteren van het falen van overheden om aan de wet te voldoen, 2. er was in het WOB-systeem geen enkel voordeel voor journalisten om zo gericht mogelijke WOB-verzoeken in te dienen, waar het ‘sleepnet’ bij de inlichtingendiensten veel maatschappelijke weerstand oproept blijft die bij de WOB achterwege, 3. voor kleine overheidsorganisaties is de personele last van WOB-verzoeken soms nauwelijks te dragen.
De WOB is ervoor bedoeld om de overheid transparanter te maken. De praktijk is dat overheidsorganisaties algauw wat defensief reageren op WOB-verzoeken, want die worden vooral als een last ervaren. Hetzelfde geldt voor de vele duizenden moties en Kamervragen, de laatsten hebben veel gemeen met de WOB-verzoeken, naast dat ze vaak een onzinnig karakter hebben leveren ze de ambtenaren veel onnodig werk op. Aangenomen moties (die het Kabinet naast zich neer mag leggen) die niet zijn uitgevoerd, worden weer ingezet om het Kabinet in een kwaad daglicht te stellen. Aan regeren komt het Kabinet zo nauwelijks toe. Tegelijkertijd zijn de problemen van deze tijd steeds complexer zijn geworden en ik moet vaak aan dit citaat van ‘All the President’s Men’ denken: “Forget the myths the media’s created about the White House. The truth is, these are not very bright guys, and things got out of hand.” Er moet veel opgelost worden en voor die oplossingen wordt al snel naar de overheid gekeken, mede omdat de complexiteit ervan ervoor zorgt dat burgers de problemen niet zomaar zelfstandig op kunnen lossen. Dit alles bij elkaar zorgt wel voor een steeds uitdijende overheid, die ook voor de regeringsleiders steeds moeilijker beheersbaar wordt.
‘Regeren is halveren’ is niet voor niets al een oude spreuk en zeker niet alleen van de laatste tijd, er zit een structureel karakter aan de ontevredenheid over de regenten. De schuld ligt niet bij dit specifieke Kabinet of bij de kabinetten Rutte, hoewel die zelf voldoende fouten maken, maar bij een steeds complexere wereld, met mede dankzij (EU-)verdragen en economische en technologische integratie steeds minder controle over het daadwerkelijke beleid. De fout die kabinetsleden te vaak maken is dat zij beloften doen die ze niet kunnen nakomen, of waarbij het nakomen ervan tot ernstige misstanden leidt, zoals bij de Toeslagenaffaire, een reactie op druk vanuit de Tweede Kamer om fraude zoals bij de zogenaamde Bulgarenfraude te voorkomen. Het zou de regering goed doen als kabinetsleden veel fermer opstaan tegen de wil van de Tweede Kamer en het eigen terrein verdedigen en daarnaast duidelijker aangeven dat de overheid niet alles kan oplossen.
De gevolgen van deze problemen gezamenlijk
De problemen veroorzaakt door het falen van de verschillende machtsinstituten werken in elkaar door en versterken elkaar. Zo zorgt de toe-eigening van verantwoordelijkheden door de Tweede Kamer (vanuit een haast onbeperkt controleconcept) voor enorme druk op de regering om problemen op te lossen die te groot voor haar zijn, vaak met veel grotere haast en zwaardere inzet dan verstandig is. Daarbij zorgt de veelheid van partijen die nodig zijn voor een meerderheid en druk vanuit de oppositie vaak ook nog voor een verkruimeling van de begroting, waardoor noodzakelijke doelen aan de krappe kant financiering ontvangen. De grote hoeveelheid Kamervragen en fopmoties houdt ondertussen ambtenaren bezig die hun tijd beter kunnen besteden en Kamerleden die hun denkkracht beter in kunnen zetten voor het maken van goede wetgeving. Want te vaak blijft die achter. En de Tweede Kamer is geen theater, is niet bedoeld om Kamerleden hun moment in de spotlight te geven, maar primair bedoeld voor de contemplatie van wetten. De manier waarop de pers en talkshows op dit vlak Het informatierecht van de Tweede Kamer is primair daaraan gekoppeld. De druk vanuit media en partijen op politici om vooral zichtbaar te zijn, juist in ‘prime time’ debatten, komt hier nog bij. Cruciaal lijkt me dat geen van deze problemen in isolatie opgelost kan worden, zoals dat vaker geldt voor culturele problemen, maar ook zijn reële verwachtingen noodzakelijk en veel geduld. Met een beetje geluk is de grote politieke monster enigszins bij te sturen, maar veel meer kunnen we niet verwachten, vrees ik.
Wat kunnen we hieraan doen?
Hoewel de grootste problemen naar mijn idee bij de journalistiek en de Tweede Kamer liggen, lijkt me dat de regering de beste mogelijkheden heeft om een begin te maken met een cultuurverandering. Daarvoor lijkt het me nodig dat ministers in debat met de Tweede Kamer fermer de grenzen aangeven en aangeven waar de verantwoordelijkheid van de Kamer ligt en waar die van het Kabinet. Dat is niet alleen de taak van de Voorzitter, die het op dit punt sowieso laat afweten. Te vaak naar mijn indruk zijn de ministers te timide en dat schaadt zowel Kabinet als Kamer. Het gebrek aan weerwoord dat Kamerleden krijgen geeft Kamerleden kans om vooral met de eigen promotie bezig te zijn.
Ook het presidium van de Tweede Kamer kan maatregelen nemen. Er kunnen duidelijke afspraken gemaakt worden over de manier van debatteren, en de voorzitter kan hen daaraan houden, fracties kunnen gestimuleerd worden om alternatieven te zoeken voor moties en Kamervragen, nieuwe Kamerleden kunnen begeleid worden in procedures en rollen en verantwoordelijkheden (maar ik vind het ook uitstekend als de partijen dit organiseren). Redelijke partijen kunnen zich dan onderscheiden van de onredelijke partijen die weigeren zich aan normen te houden. En als journalisten dan graag het conflictframe gebruiken, laten ze dan dit conflict tonen.
Over de journalistiek gesproken. Het zou van grote waarde zijn als journalistiek meer zou uitleggen en minder achter de ‘ophef du jour’ zou aanrennen. Ik bedoel hiermee vooral het speculeren over of Ministers wel of niet opstappen en hoeveel vertrouwen ze nog hebben. Het is onvermijdelijk dat journalisten deels het nieuws maken, nieuws wordt nou eenmaal niet alleen maar ‘ontdekt’, maar vertrouwen ter discussie stellen zonder duidelijk uit te leggen welke specifieke reden er is voor wantrouwen is een self-fulfilling prophecy. Het spel van de politiek is soms ingewikkeld, maar duidelijk is dat zowel oppositieleden als journalisten een zeker belang erbij hebben om de posities van Ministers zwakker voor te stellen dan ze zijn, maar journalisten kunnen ook uitleggen wat de situatie is en of de daden van Ministers oirbaar zijn. Juist wanneer journalisten in hun berichtgeving zowel inhoud als spel bespreken, kunnen ze de burgers uitleggen hoe politiek werkt en zo enigszins vertrouwen in de politiek vergroten. Veel van het wantrouwen komt voort uit onwetendheid.
Wat betreft de talkshows zou ik zeggen: het is beter als ze ophouden te bestaan. Nu ik die kans als nihil zie, is mijn beste alternatief: schaf bij de NPO die idiote constructie af waarbij er een redactie is voor verschillende omroepen. Verder: Scheid in ieder geval gedeeltelijk de gesprekken over politiek en de gesprekken over showbizz, probeer het giechelniveau iets te verlagen en geef de kijker in ieder geval de kans om iets te leren.
De partijen hebben natuurlijk ook te maken met een achterban die mede de kieslijsten bepaalt. Dat is niet eenvoudig. Maar het zou een hoop schelen als ervaring en inzicht in wetstheorie op de conceptlijsten een grotere rol zou spelen en televisietijd een kleinere.
De Tweede Kamer zou een stuk beter kunnen functioneren door zich te beperken tot een kleinere kern van haar taak en zichzelf niet allerlei taken toe-eigenen, de redelijke partijen zouden meer samen kunnen werken, zouden kritisch, maar minder wantrouwend kunnen werken, zouden meer aan zelfreflectie kunnen doen, waarbij het helpt om die zelfreflectie meer in het openbaar te doen, en fracties zouden binnen redelijke grenzen de Kamerleden meer gewetensvrijheid kunnen toestaan. De fractiediscipline kan echt minder, zeker als regeerakkoorden op hoofdlijnen de standaard worden.
Ook de regering moet kritisch kijken naar welke taken echt bij de kern horen. De overheid is niet langer in staat om alles op te lossen en moet dat ook niet willen. Het Kabinet moet keuzes maken, moet die keuzes voortdurend uitleggen, moet ook uitleggen welke beperkingen ontstaan vanuit internationale ontwikkelingen, waaronder afspraken binnen de EU. Het is geen kwestie van incompetentie, maar van de realiteit dat de grenzen van de overheid bereikt worden, een probleem waar ook regeringen van andere landen mee worstelen.
Laatste opmerkingen
Het mag duidelijk zijn dat dit niet iets is waar ik de afgelopen paar dagen over nagedacht heb, maar het is meer schetsmatig dan tot op de millimeter onderzocht. In dat opzicht is het een ‘work in progress’, ik hoop dat het ook met de welwillendheid die daarbij hoort gelezen wordt.
Geef een reactie