Alweer een dubbelrecensie? Ik heb het ’trucje’ eerder uitgehaald en dat beviel me toen prima. In die dubbelrecensie toonde de zwakheid van het ene boek, dat ik eigenlijk niet de moeite waard vind om te noemen, uitzonderlijk goed de kracht van I Was Told to Come Alone. In dit geval is alleen al de identieke titel Extremism reden om de beide boeken in tandem te recenseren.
De twee boeken gaan dus over extremisme, dat van J. M. Berger (@intelwire) is meer een boekje, en het bespreekt met name de vraag: wat is extremisme? Van Berger heb ik eerder het boek ISIS: The State of Terror gelezen dat hij samen met Jessica Stern schreef, een van de boeken die ISIS als mediaorganisatie het beste karakteriseert. Zijn boekje is van de MIT Press Essential Knowledge Series en als zodanig meer een inleidend werk dan een doorwrochte studie. Bergers benadering en zijn schrijfstijl passen perfect bij dit doel. Quassim Cassam boek is juist wel bedoeld als een doorwrochte studie, ondertitel A Philosophical Analysis. Verwacht dus een hoop filosofie. Het boekje van Berger is iets ouder, Cassam bespreekt het boekje zeer beknopt, daarom begin ik met Berger.
Berger
Extremism van Berger bespreekt een vijftal onderwerpen: 1. wat is extremisme, 2. wat zijn ‘in-groups’ en ‘out-groups’ en wat is de relatie met extremisme, 3. waar komt extremisme vandaan en hoe kom je er vanaf, 4. hoe verhoudt extremisme zich tot radicalisering en 5. wat is de toekomst van extremisme? Het gebruik van de termen ‘in-group’ en ‘out-group’ tonen voor de fijnproevers al dat de benadering van Berger in hoge mate sociologisch van aard is. Tegelijkertijd heeft zijn conceptualiseren iets filosofisch. Ik herken in zijn benadering iets van de benadering van Robert K. Merton in Social Theory and Social Structure, die in dat boek juist nadrukkelijk de uitgangspunten binnen de sociologie tegen het licht houdt en problematiseert.
De eerste vraag die het boek uitgebreid bespreekt is ook de belangrijkste: wat is extremisme? Het antwoord dat Berger hierop geeft is op het eerste gezicht eenvoudig, maar in de uitwerking toch blijken er toch nog veel ingewikkelde aspecten aan te zitten. De definitie is deze (Berger, p. 44):
“Extremism refers to the belief that an in-group’s success or survival can never be seperated from the need for hostile action against an out-group. The hostile action must be part of the in-group’s definition of success.”
Berger gaat verder met uitleggen wat onder vijandig gedrag (hostile action) valt, dat is veel meer dan alleen het gewelddadig gedrag dat bij gewelddadig extremisme hoort (Berger, p. 46). Ook hoort hierbij dat niet alleen burgers extremistisch kunnen zijn, maar ook overheden, anders dan bij terrorisme.
Het tweede thema volgt op deze definitie en werkt uit wat in- en out-groups zijn. De meeste groepen waar wij als mensen deel van uitmaken zijn geen ‘in-group’ of ‘out-group’, er is niet een duidelijke grens dat je er wel of niet bij hoort. Berger kiest voor een ruime definitie van ‘in-group’, met als voorbeeld dat inwoners van Boston bij een Bostonse ‘in-group’ horen en inwoners van New York dus automatisch bij de ‘out-group’.
Niet later dan 1968 bekritiseert Merton het gebruik van ‘in-group’ en ‘out-group’ zoals we dat bij Berger vinden, hij ziet dit eerder als ‘collectivities’, het gebrek aan interactie maakt dat het geen groep is. Ook zijn inwoners van Boston op zichzelf eerder een maatschappelijke categorie te noemen dan een ‘in-group’ (Merton, p. 353). Pas op het moment dat zich een ‘we-group’ vormt, laten we zeggen dat Feyenoordfans besluiten dat Ajaxfans er niet bij horen, kan je spreken van een ‘in-group’ en de daarbij behorende dynamiek (Merton, p. 351 & 352). Het boek van Berger heeft natuurlijk meer een inleidend karakter, ik noem dit aspect van Berger om twee redenen: 1. op dit vlak vind ik Merton overtuigender, 2. elk aspect dat Berger bespreekt is uitgebreider besproken in de sociologische of in extremismeliteratuur en achtergrondkennis daarvan helpt zeer om zijn argumenten beter op waarde te schatten.
Terug naar de ‘in-group’ en ‘out-group’ bij Berger, want het concept is cruciaal en hij werkt het verder uit, met als cruciale elementen de ‘eligable in-group’ en de ‘ineligable in-group’, bij beide gaat het om mensen die nog niet bij de ‘in-group’ horen, maar de eersten komen daar in principe wel voor in aanmerking en de tweeden niet. Laten we IS als voorbeeld nemen: Jezidi’s, sji’itische moslims en Jezidi’s vielen bijvoorbeeld onder de ineligeble in-group, terwijl soennitische moslims bij de eligeble in-group vielen, tenzij ze bij de politie of in het leger hadden gezeten. Tegelijkertijd geeft hij aan dat dit soort grenzen niet onveranderlijk zijn, maar juist redelijk vloeibaar naarmate de tijd vordert en de identiteit van de groep andere eisen stelt (Berger, p. 52 & 53). De perceptie van externe dreiging speelt een cruciale rol in hoe scherp de grenzen van de in-group en de out-group zijn (Berger, p. 54).
Er valt nog veel over Bergers Extremism te zeggen, hij bespreekt apocalyptiek, religie, radicalisering, waarom extremisme werkt en de rol van technologie, maar alles wordt niet meer dan inleidend besproken. Hoewel Berger vaktaal zoveel mogelijk vermijdt en waar nodig uitlegt, helpt een hoeveel voorkennis van de thematiek wel om het beter te begrijpen. Door het inleidende karakter is hij in dit boekje soms erg kort door de bocht of laat hij belangrijke context weg. Dat is overigens prima, het past bij het doel van dit boekje en mensen die over extremisme lezen, vallen sowieso onder de ruime categorie ‘nerd’. Nerds moeten daar maar tegen kunnen.
Cassam
De term ‘boekje’ is lang niet van toepassing op Extremism van Quassim Cassam, ondanks dat zijn boek qua aantal pagina’s slechts twintig procent langer is (ruim 200 tegen ruim 240 bladzijden). Zijn boek heeft meer het karakter van een studie, waarbij vele aspecten van extremisme tegen het licht worden gehouden, onderscheid tussen verschillende soorten extremisme ontwikkeld wordt, de relatie met aan extremisme verwante fenomenen besproken wordt, zoals radicalisme en fundamentalisme, en de toekomst van extremisme. Waar de benadering van Berger vooral sociologisch is, is die van Cassam filosofisch.
De filosofische benadering van Cassam gaat heel veel over concepten en ideeën en definities. Heel erg belangrijk. Cassam houdt veel bestaande definities van extremisme tegen het licht, wijst ze zoals gewoonlijk in dit soort boeken allemaal af, om vervolgens met een eigen definitie te komen. Of beter: met drie definities, Cassam onderscheidt drie soorten extremisme: Methodologisch extremisme, ideologisch extremisme en psychologisch extremisme.
Voor Cassam zijn deze drie soorten extremismen, inclusief de bijbehorende extremisten, in de kern heel basaal. De methodologisch extremist doet extreme dingen, de ideologisch extremist heeft extreme opvattingen (of beter: een extreem wereldbeeld, al gebruikt Cassam die term niet) en de psychologisch extremist denkt op extreme manieren. En iemand kan gemakkelijk alle drie de soorten extremist tegelijkertijd zijn, dat komt zelfs heel vaak voor (Cassam, p. 13).
Hoewel deze soorten extremisme bij Cassam heel basaal zijn, zorgt dieper inzoomen ervoor dat het een stuk complexer wordt. Wanneer doet iemand extreme dingen of heeft iemand extreme ideologie? Zo bespreekt hij de spectrumopvatting van extremiteit, waarbij iemand die keurig het midden zoekt tussen een uiterst linkse positie en een uiterst rechtse positie automatisch een centrist zou worden, terwijl bijvoorbeeld het linkse uiterste totaal vredelievend zou kunnen zijn en het rechtse uiterste zeer gewelddadig, of andersom. En waar staat religieus extremisme in dit spectrum? Cassam bespreekt om dit op te lossen een ander spectrum, namelijk het pro-geweldspectrum, waarbij een grotere waardering van geweld leidt tot verschuiving richting extremisme, maar ook deze positie problematiseert hij gelijk (Cassam, p. 14-17).
De filosofische benadering van Cassam wordt in het voorgaande direct duidelijk: elke term die hij bespreekt, problematiseert hij. Dat is een vermoeiende benadering, maar ook een prijzenswaardige. Het is soms moeilijk om het punt nog te herkennen als elke term geproblematiseerd wordt en elke benadering nieuwe aspecten met zich mee brengt. Is extremisme elke extreme opvatting? Of is het alleen extremisme als die extreme opvatting met extreme overtuiging aangehangen wordt? Of is het nodig dat die extreme opvatting met extreme overtuiging aangehangen wordt en diegene bereid is om ervoor geweld te gebruiken, bereid is anderen op te roepen geweld te gebruiken of bereid is om ervoor te sterven? Hele series vragen, zodanig dat het soms een beetje een willekeurig karakter krijgt waar Cassam uitgevraagd is en met een antwoord komt.
Een ander naar mijn idee willekeurig aspect van Cassams boek is zijn gebruik van de term ‘extreme’. Blijkbaar is het voor hem nodig dat iemands methodes, ideologie of psychologische gesteldheid extreem is om het onder extremisme te laten vallen. Oppervlakkig gezien lijkt dat logisch, maar kan een term niet puur ’technisch’ zijn? Veel mensen vallen ook in de valkuil dat terrorisme vanwege de betekenis van terreur tot doel heeft angst aan te jagen. Dat is niet altijd uitgesloten, maar is dat het doel? En is het nog steeds terrorisme als we niet vast kunnen stellen dat het doel is om angst aan te jagen? Jazeker. Zo moeten we met extremisme volgens mij ook omgaan. Een voorbeeld:
De categorie geweld is een categorie waar allerlei nogal ongelijksoortige fenomenen onder vallen. Sommigen rekenen bijvoorbeeld het gebruik van retoriek als machtsmiddel al als geweld of het zorgen voor een gevoel van dreiging, maar er valt ook vernieling van bezittingen onder, het toebrengen van pijn en/of schade aan dieren of mensen, waarbij sommigen het slachten van dieren ook onder geweld rekenen. Het doden van mensen valt hier natuurlijk ook onder. Een heel complex geheel. Voor mij is de vraag of het verbranden van de Jordaanse piloot van een gevechtsvliegtuig extremer is dan hem elektrocuteren tamelijk onzinnig. Persoonlijk neig ik naar ja, maar geweld is in zijn extremiteit nauwelijks te kwalificeren, in sommige gevallen wel te kwantificeren.
Cassam gaat op dit punt nog verder, waarbij hij aan aanval van Anders Breivik op Noorse politiek geïnteresseerden bespreekt, concluderend dat het meest extreme geweld dat geweld is dat kwalitatief en kwantitatief het meest extreem is, waarmee we nog geen centimeter verder gekomen zijn (Cassam, p. 56). Daarna begint hij opnieuw met het problematiseren van dit concept, waarbij hij het geweld van overheden tijdens oorlogen, waarbij dat geweld kwalitatief en kwantitatief extreme is volgens Cassam, toch niet altijd extreem is. Zoals gezegd, de aanpak van Cassam is vaak ontzettend frustrerend. Het gebruik van de term ‘extreme’ om extremisme te karakteriseren is volgens mij zinloos en kan goed vermeden worden door extremisme simpelweg als een technische term te gebruiken. Door ‘extreme’ en extremisme te koppelen, twee niet-passende fenomenen, verheldert Cassam niets en zijn argument lijdt eronder.
Waar de zwakte van de benadering van Cassam zich het meest toont, is in het bespreken juist van de extremismedefinitie van Berger. Steeds in het boek lijkt hij heel doordacht en haast tot vervelens toe elk aspect te bespreken, maar juist hier blijkt hij daar de moeite niet voor te nemen.
Cassam bespreekt Berger in de context van ‘othering’, de houding dus van vijandschap tegenover een out-group. Hij karakteriseert het hier correct, bij Berger gaat het niet alleen om opvattingen, maar ook over houdingen. So far so good. Maar dan is hij er ook klaar mee, dus vervolgt hij:
“Het is niet waarschijnlijk dat een enkele definitie van extremisme in termen van opvattingen voldoende is. Extremisme is niet één opvatting en niet slechts een kwestie van opvattingen. Zelfs als iemand focust op de psychologische dimensie van extremisme en haar methodes negeert, is de extremistische mindset ingewikkelder dan een opvatting over de noodzaak van vijandig handelen tegen een out-group.”
Cassam vervolgt hier nog op dat Berger wel een aantal belangrijke punten inbrengt die de moeite waard zijn, maar zijn afwijzing van Bergers definitie is niets anders dan diep oppervlakkig. De kern van de definitie van Berger is een specifiek soort opvatting. Een opvatting die niet zozeer op individuen slaat, maar eerder op groepen, en een opvatting die mede op basis van gedrag in zo’n groep herkend wordt, het hoeft zeker niet in een officieel statuut te staan. Geen enkele definitie is volledig, daarom werk je zo’n definitie uit en instrumentaliseer je deze. Ondanks dat het boekje van Berger een inleidend karakter heeft doet hij dat zeker, waarbij duidelijk wordt dat de term ‘opvatting’ ruim genomen moet worden en een hele set mogelijke houdingen en beslissingen omvat. Cassam schuift het te eenvoudig aan de kant.
Dezelfde haast om een werk op het vlak van extremisme opzij te schuiven, toont Cassam als hij het Britse Prevent-programma bespreekt, een programma bedoeld om mensen die op enige manier gelieerd zijn geraakt aan een extremistische groep daarvan los te weken en de dreiging die van hen uitgaat weg te nemen. Prevent gaat uit een van mix van oorzaken voor radicalisering en meent dat die mix van oorzaken weggenomen moet worden. Daarbij komt ook ideologie ter sprake, maar ideologie (of bewuste opvattingen in bredere zin) wordt niet geïsoleerd. Daarbij zit er een verschil tussen de communicatie binnen het Prevent-programma met ‘pupillen’ (laat ik die term maar gebruiken) en de communicatie over Prevent naar buiten, die veelal op de vlakte blijft als het gaat om de specifieke aanpak. Juist op basis van die communicatie naar buiten, wat je toch moeizaam een case-study kan noemen, wijst Cassam Prevent af, want het blijft ‘obscure’ hoe het gepredikte zelfbewustzijn over de eigen waarden extremistische narratieven en argumenten weerspreekt en ook komt Prevent in de publieke communicatie niet verder dan bepaalde narratieven in extremistische groepen te weerspreken, zonder duidelijk te maken hoe ze dan precies mensen overtuigen dat die extremistische narratieven niet kloppen. Als de kritiek van Cassam is dat de schrijvers van Prevent soms erg met meel in de mond schrijven, dan is dat zeker waar, maar dat is niet het doel van zijn analyse en al met al overtuigt hij niet.
Een dubbelconclusie
Er valt nog veel meer over Extremism van Cassam te zeggen, maar de bespreking van Cassam is al veel uitgebreider dan die van Extremism van Berger. En het zou jammer zijn als de gedachte na deze recensie zou zijn dat het boek slecht is. Dat is het absoluut niet. Iedereen die zijn boek leest, weet na afloop meer van extremisme dan daarvoor en heeft tegelijkertijd meer vragen die antwoord behoeven. Want dat is tegelijk de kracht van het boek en zijn zwakte: (haast) alle mogelijke aspecten van extremisme worden besproken en voortdurend worden als vanzelfsprekend aangenomen posities en definities bevraagd. Maar je kan niet alle aspecten van extremisme recht doen in een boek van een dikke tweehonderd bladzijden en het bevragen is te vaak oppervlakkig.
Ondanks dat in vergelijking met Cassams doorwrochte studie Extremism van Berger maar een boekje van niks is, is het naar mijn oordeel wel superieur. Berger heeft maar een doel voor ogen: een inleiding schrijven op wat extremisme is en hoe dat rare fenomeen werkt. En dat is precies wat hij doet. Soms kort door de bocht, zonder inbegrip van alle sociologische literatuur, zonder diepgaande worsteling met andere bestaande opvattingen van wat extremisme is en hoe dat smaakt, eigenlijk zonder echt de diepte in te gaan. Maar die pretentie heeft hij dan ook niet. Alleen al voorstellen hoeveel ‘darlings’ hij heeft doodgemaakt, zoals dat in journalistieke termen gebruikt wordt, is onvoorstelbaar. Er is discipline voor nodig om kort door de bocht te durven zijn.
Cassam heeft niet de benodigde discipline om domweg aspecten weg te laten. Als Cassam de helft van de besproken aspecten weggelaten had en dan een boek van dezelfde dikte had geschreven, had hij dat gemakkelijk kunnen doen zonder ook maar een enkel overbodig woord te gebruiken. Nu heeft het boek een haastig karakter, niet alsof het in grote haast geschreven is, maar wel als een boek dat alles in te korte tijd wil vertellen.
Voor mij heeft het boek van Cassam door de oppervlakkigheid een beetje het karakter gekregen van een encyclopedie: het is zeer geschikt voor een eerste kennismaking met allerlei aspecten van extremisme en welke vragen daaraan verbonden zijn, maar daarna is verdere analyse nodig: de conclusies die Cassam trekt zijn niet boven alle twijfel verheven. Daarmee zijn in feite beide boeken inleidingen op extremisme, hoewel beide op een heel andere manier.
In mijn tweede bezoek aan de podcast Kramcast van Mark Eikema gebruik ik de beide boeken ook om het onderwerp extremisme te bespreken. In combinatie met deze dubbelrecensie ongetwijfeld te moeite waard.
Titel: Extremism
Auteur: J. M. Berger
Uitgever: Cambridge, MA: The MIT Press
Jaar: 2018
Pagina’s: 201
ISBN: 9780262535878
Titel: Extremism: A Philosopical Analysis
Auteur: Quassim Cassam
Uitgever: Abingdon: Routledge
Jaar: 2022
Pagina’s: 243
ISBN: 9780367343873
Geef een reactie