De afgelopen maanden ben ik bezig geweest met nadenken over twee vragen: enerzijds waarom mensen zo stom zijn om geweld te gebruiken en anderzijds waarom geweld eigenlijk zo zeldzaam is. Het antwoord daarop zoek ik vanuit een levensbeschouwelijk perspectief, waarbij ik een brede interpretatie van levensbeschouwing hanteer. Ik richt me daarbij met name op wat men vaak ‘niet-statelijke actoren’ noemt, dus niet zozeer op landen met hun eigen politieke overwegingen en niet op individuen. Maar natuurlijk is er veel overlap. En het boek Preparing for War: The Making of the Geneva Conventions van Boyd van Dijk past verrassend goed in de zoektocht om mijn ideeën te ontwikkelen.
Inleiding
Eerst wat context. Een veelvoorkomend frame van de ontwikkeling van de mensheid is dat men in de steentijd barbaars was, dat er een langzame maar lineaire ontwikkeling van de mensheid plaatsvond met als voorlopig hoogtepunt het Romeinse Rijk, met al haar hoogwaardige filosofen, dat de val van het Romeinse Rijk (het westelijke deel daarvan, maar dat is vaak al te genuanceerd) Europa in diepe duisternis stortte en dat het herstel pas met de Renaissance begon. Zoals dit idiote grafiekje weergeeft dus, maar dan niet over technologische ontwikkeling:
De realiteit is heel anders dan deze domme domme domme grafiek weergeeft. Sowieso is geschiedenis nooit lineair, maar hangt deze samen van toevalligheden. Voor zover er een verband is tussen religieuze of niet-religieuze ideeën, laat God’s Philosophers van James Hannam overtuigend zien dat de christelijke ideeën in de Middeleeuwen niet in de weg stonden voor technologische ontwikkeling, zodanig dat het inderdaad achterlopende westelijke Europa in de zevende eeuw vanaf de twaalfde eeuw een technologische en wetenschappelijke voorsprong op andere beschavingen begon te krijgen. Naar Preparing for War van Van Dijk.
Contingentie
Net zoals bepaalde ‘New Atheists’ bij de historische wetenschappelijke ontwikkeling zien sommigen de ontwikkeling van het oorlogsrecht en het humanitair recht ook als een lineaire ontwikkeling van barbaarse achterlijkheid naar een hoogtepunt van humanitair denken. En de Geneefse Conventies zijn daar dan een voorbeeld van. Boyd van Dijk toont overtuigend aan dat van dat beeld niet veel klopt en dat diplomaten die aan deze conventies werkten deze historische visie vooral achteraf ontwikkeld hebben.
Door middel van zeer uitvoerig archiefonderzoek ontwikkelt Van Dijk een genealogie van de Geneefse Conventies. Behalve in de archieven van het Rode Kruis in Genève zelf deed hij ook uitvoerig onderzoek in de archieven van hoofdrolspelers zoals Frankrijk, de VS, het VK, de Sovjet-Unie en Canada. Het beeld dat hij schetst met behulp van dit onderzoek valt in een woord samen te vatten: contingentie.
Contingentie is een bepaald niet alledaags woord dat ik voor het eerst tegenkwam toen ik jaren geleden Luthers The Bondage of the Will las (ja, ik had alleen een Engelse vertaling), de kant van Luther in zijn verhitte discussie over de vrije wil met onze eigen Desiderius Erasmus. Binnen het moderne onderscheid is het meer een filosofische dan een theologische term. Het is goed te karakteriseren als het tegendeel van noodzakelijk. Het tegendeel van noodzakelijkheid is niet ‘toevalligheid’, maar eerder ‘het is zo, maar het had ook anders kunnen zijn’. En precies dat is wat Preparing for War ook toont.
Het Internationale Rode Kruis wilde graag oorlog ‘humaniseren’ (een anekdote werd verteld bij een boekpresentatie in Amsterdam, waarbij de deelnemers aan de gesprekken over de Eerste Conventie ‘geen tijd’ hadden voor het bespreken van manieren om oorlog te voorkomen, maar die komt niet in het boek dat over de vierde Conventie gaat niet voor), maar moest ook ‘strategisch opereren in een mijnenveld van wereldwijde politiek’ (p. 269). Het Rode Kruis had te maken met de in de Tweede Wereldoorlog Geallieerde krachten die niet wilden dat hun toenmalige tactieken achteraf illegaal werden verklaard (p. 222), wilde halverwege de jaren ‘40 wel hun mensenrechtenagenda in de Conventies meenemen, maar zag daar later om politieke redenen van af (p. 79) en waren consequent eurocentrisch bezig (p. 46), van Afrikaanse landen werd gezegd dat ze ‘onvoldoende ervaring hadden met oorlog om mee te mogen praten.’
Ook goed zichtbaar in het boek is hoe elk van de deelnemende landen hun eigen belangen en motieven had. Verschillende landen die betrokken waren bij de ontwikkeling van de Vierde Geneefse Conventie hadden kolonies of waren verwikkeld in een strijd met anti-koloniale groepen in hun kolonies, dus ze hadden er belang bij om de bescherming van opstandelingen en andere irreguliere groepen zoveel mogelijk te beperken (o.a. p. 170 en 192), de gevolgen hiervan hebben we nog gezien in de ‘war on terrorism’ na 9/11 (p. 176).
De ontwikkeling van de Geneefse Conventies en de posities die de onderhandelaars innamen, was steeds gericht op hoe men verwachtte dat een volgende oorlog eruit zou zien. Voor koloniale machten was dit het vermoeden van dekolonisatie, voor kernmachten was dat het vermoeden dat de volgende oorlog een kernoorlog zou zijn (p. 249). En niemand wilde in zo’n situatie met lege handen staan. Van veel verwachtingen kwam niets uit en de ironie is dat die conventies zich ook tegen de ondertekenende landen konden worden gebruikt, zoals het Algerijnse FLN deed bij Frankrijk (p. 144). Ook ironisch is dat de Sovjet-Unie bij tijden de Westerse landen onder druk zette om meer humanitaire maatregelen in de Conventies op te nemen, terwijl nu juist de Westerse landen hun humanitaire inborst vooruit steken (p. 318, 319). Natuurlijk had de Sovjet-Unie hiervoor zijn eigen politieke belangen en kwam dit niet slechts uit humanitaire motieven voort.
Conclusies
Ik zou nog tientallen pagina’s met voorbeelden, anekdotes en besproken onderwerpen kunnen vullen, maar dat voegt niet veel meer toe. En ik zou toe kunnen voegen hoeveel baat ik had bij het deels tegelijkertijd lezen van Henry Kissingers Diplomacy, dat rondom de in Van Dijks boek besproken conflicten zeer veel context bood. Maar dat is te veel van het goede. Veel belangrijker is nu mijn oordeel.
Om te beginnen is de genealogische benadering van Van Dijk van grote waarde. Als mensen zijn wij in de eerste plaats in een wereld terechtgekomen die al gevuld is en waar wij onze plek moeten vinden. Dat geldt voor individuen, maar ook voor staten en organisaties. Er is niet een tabula rasa (leeg papier) dat wij zelf naar eigen inzicht kunnen invullen, maar wij zijn juist bij allerlei tijdelijke en plaatselijke verwikkelingen betrokken. Er is dus niet een objectieve of neutrale positie waar vandaan we het verleden kunnen beoordelen. We kunnen wel ontdekken hoe bepaalde ideeën zich ontwikkelden en welke struikelblokken er waren om beschermingen in de Conventies op te nemen. Van Dijks genealogische benadering laat iets daarvan zien.
Ook heeft het archiefonderzoek van Van Dijk allerlei nieuwe feiten boven water gebracht waarmee de ontwikkeling van de Vierde Geneefse Conventie beter gecontextualiseerd kan worden.
Interessant voor mij waren de pogingen om niet-statelijke actoren zoveel mogelijk zonder bescherming te laten. Het idee dat alleen strijders die deel uitmaken van een militaire organisatie, verbonden zijn aan een statelijke strijdende partij en als strijder herkenbaar zijn (p. 192) door de Conventies bescherming kregen (terwijl zij door het deelnemen aan strijd hun bescherming als burger verloren), toont precies hoe het denken over oorlog rond staten gecentreerd is. Voor strijdende partijen die niet aan al deze voorwaarden kunnen voldoen, blijft er juridisch gezien überhaupt weinig reden meer over om zo humanitair mogelijk strijd te voeren.
Het is een zeer knappe prestatie van het ICRC dat de Geneefse Conventies uiteindelijk een solide meerderheid vonden en dat principes eruit hun plek hebben gevonden in het wereldwijde oorlogsrecht. Maar de bewondering voor deze prestatie moet ons niet uit het oog laten verliezen dat deze conventies verre van perfect zijn, dat politieke en niet humanitaire overwegingen bij de ontwikkeling ervan vaak vooropstonden en dat er nog verbetering denkbaar is. Veel hiervan maakt Boyd van Dijk zeer inzichtelijk. Wat Van Dijk ook inzichtelijk maakt, is dat een eventuele herziening van de Geneefse Conventies net zo goed geplaagd zal worden door politieke overwegingen. Ik hoop dat ons dat tot bescheidenheid maant, maar onze ambitie intact houdt.
Preparing for War: The Making of the Geneva Conventions
Boyd van Dijk
Oxford University Press, Oxford, 2022
400 pagina’s
Geef een reactie