Een nieuwe bijdrage voor ZonZoonZoon, een videoserie van mijn kerk. Dit keer over humor in de Bijbel en in de kerk.
Hieronder ongeveer de uitgesproken tekst:
Hey, hallo. Humor is een serieuze zaak, vandaar dat de Bijbel zich er serieus mee bezig houdt. Is het je al weleens gebeurd dat familie, vrienden of collega’s je bulderend hoorden lachen, om er daarna achter te komen dat je een van de dolkomische bijbelverhalen aan het lezen was? Nee? Dat is wel spijtig. Te vaak zijn wij als christenen als Michal, die misprijzend toekijkt hoe anderen als kleine kinderen achter de ark aan dansen. Soms zijn we zo bezig met de vraag hoe en wanneer God hemel en aarde schiep en alles wat daarbij hoort, dat we missen hoe God door het eerste hoofdstuk van Genesis de Babylonische godenwereld op ironische wijze op zijn plek zet. Of we missen de humor van Dagon die in 1 Samuel 5 niet eens op eigen benen kan staan. Of we zijn zo serieus de Bijbel aan het lezen dat we menen dat Paulus de aanhangers van de besnijdenis een mismaking toewenst, terwijl hij vooral een (nogal grove) woordspeling maakt. Kinderen vertellen we enthousiast over Saul die in de spelonk een plasje doet zo dichtbij de verborgen David dat hij een stuk van zijn kleren af kan snijden, of over hoe Haman een val graaft voor Mordecai en er zelf in valt, maar zijn we als volwassenen nog steeds tot tranen toe geroerd? Steeds weer opnieuw geniet ik van de arrogantie van Rechabeam, die zegt: “mijn pink is dikker dan mijn vaders lendenen” (en daar hoort een veel minder bedekkend woord te staan) en prompt het grootste en rijkste deel van zijn vaders rijk verliest. Het meest dol ben ik misschien nog wel op de bijtende spot van Paulus, het meest nog in zijn brieven aan de Korinthiërs.
Meer nog dan de humor van de Bijbel is er humor in het christelijke leven. Als kerken zijn we voortdurend bezig met allerlei SUPER BELANGRIJKE projecten: evangeliseren, zendingsreizen, gastendiensten of thema-avonden, braaf kijken we naar de mier waar we volgens de Spreuken-schrijver en Jan-Peter naartoe moeten gaan, of we zoeken juist naar stilte, maken ZZZ-filmpjes, en livestreams en plannen vol enthousiasme de redding van de wereld. Vanuit de hemel lacht God, meldt Psalm 2. Ik denk ook graag aan het oude gezegde ‘de mens wikt en God beschikt.’ Het is goed als kerken en christenen af en toe zichzelf tussen haakjes kunnen zetten, zichzelf relativeren. Zoals Adrian Plass heel goed doet in zijn gewijde dagboeken, of Okke Jager in zijn De humor van de Bijbel, of bekender nog: Erasmus in De lof der zotheid. Het is nog altijd spijtig dat de puriteinse auteur John Bunyan in zijn boek Christenreis vergeten is humorloosheid als verleiding toe te voegen, want humorloosheid is een vorm van hoogmoed. Humor maakt alles draaglijker, het is als Jezus’ juk en als Jezus’ last: zacht en licht, het neemt een angel voor veel strijd en conflict weg. Niet dat we voortaan maar cabaretiers moeten uitnodigen om te preken, dat is het paard achter de wagen spannen. Ik probeer in mijn eigen leven humor en relativeringsvermogen te tonen, juist ook in kwesties rondom mijn geloof, en ik hoop dat anderen dat ook doen. Want een vrolijk en draaglijk geloof is een krachtig getuigenis. Ik wens jullie nog een prettige grap!
Geef een reactie