Sommige momenten of perioden zijn bepalend in een leven. Mensen herinneren zich 9/11, 30/09 in Apeldoorn, de vuurwerkramp in Enschede, de Covid-19-pandemie, de genocide in Srebrenica. Voor mij is dat bepalende moment de al bijna veertienjarige Syrische burgeroorlog, een oorlog waarvan eigenlijk niet helemaal duidelijk is of die afgelopen is. Maar ik loop op de feiten vooruit.
In dit artikel een kleine terugblik op veranderingen in mijn eigen leven, daarna bespreek ik de belangrijkste veranderingen in mijn denkrichting in relatie tot de Syrische burgeroorlog, specifiek wat ik geleerd heb over The Management of Savagery en het onderwerp destabilisatiepreventie, en ik sluit af met een korte analyse van waar we nu staan in de Syrische burgeroorlog (2011-).
De afgelopen jaren heb ik weinig geschreven over de Syrische burgeroorlog en sowieso te weinig geschreven. Ook op mijn website is dat zichtbaar. Dat heeft onder andere te maken met veranderingen in mijn leven. In 2021 ben ik aan de slag gegaan voor de vaccinatiecampagne voor Covid-19 en later mondde dat uit in een coördinerende en administratieve rol binnen Jeugdgezondheid. Dat gaf me weer de ruimte om voor het eerst in mijn leven op zoek te gaan naar een eigen koopwoning, zo’n huizenjacht kost een hoop tijd, en nadat je een woning gekocht hebt begint het echte werk pas echt.
Terwijl ik me bezig hield met de vaccinatiecampagne, werd ik ook actief voor de werkgroep Buitenlandse Zaken van PerspectieF en later ook een jaar als politiek adviseur. Voor de werkgroep BuZa schreef ik een rapport over Destabilisatiepreventie, gedreven vanuit de wens om me niet alleen te verdiepen in extremisme en terrorisme en alle kleuren en smaken hierin, maar ook in manieren om terrorisme en extremisme te voorkomen en te bestrijden.
Behalve het rapport schreef ik niet veel, maar ik las er niet minder om. En daarin ontwikkelde mijn denken op verschillende manieren.
De belangrijkste denkrichtingen
In de eerste plaats ging ik de houding ten opzichte van Assad van verschillende groepen in Syrië steeds meer als een spectrum zien. Behalve Assad zag ik niemand als honderd procent pro-Assad. Hezbollah versterkte in Syrië de eigen posities, bewapende zichzelf en gaf zichzelf meer strategische diepte voor een eventuele oorlog tegen Israël (we kunnen nu zeggen dat het succes daarvan beperkt was, als het al niet averechts werkte). Pro-Assad? Hezbollah had vooral eigen belangen. De Syrische Sociaal-Nationalistische Partij? Die vormde in bepaalde regio’s een eigen zelfbestuur, sloot zelfs in tegenspraak met de wet huwelijken. De SSNP ondermijnde zo het Assad-regime net zoveel als het het versterkte. De zogenaamde Tiger Forces (later opgegaan in de Vierde Divisie)? Vooral gericht op zelfverrijking. De Autonomous Administration of North East Syria (AANES, met als strijdgroep de SDF) vermeed meestal conflict met Assad en vormde daarom minder een bedreiging dan het Vrije Syrische Leger (FSA, en niet al te vast conglomeraat van tientallen revolutionaire milities, het noordelijke deel later opgegaan in de SNA), maar was vooral gericht op eigen belangen en zeker niet pro-Assad te noemen. In de zuidelijke regio Soewaida vormden Droezen (die daar de meerderheid vormen) volksmilities die in hun houding ten opzichte van Assad vergelijkbaar zijn met de SDF, hoewel de verschillen op andere vlakken groot zijn. Zij streden niet tegen Assad, wel met name tegen IS. Maar pro-Assad? In Soewaida had het Syrische leger niets in te brengen en zelfs Assads veiligheidsdiensten niet. De Syrian National Army (SNA) werd steeds meer een speelbal van Turkse belangen en verloor zo de revolutionaire veren, hoewel het SNA altijd nominaal anti-Assad bleef. En ook Jabhat an-Nusra en IS waren nominaal anti-Assad, maar steeds vermengt met eigen belangen en pragmatisme, dat laatste sterker bij An-Nusra dan bij IS. Elke groep zat ergens tussen de negentig procent pro-Assad en negentig procent anti-Assad. En dat is logisch, want er zijn altijd allerlei praktische belangen, persoonlijke belangen en groepsloyaliteiten, naast de politieke ideologie.
In de tweede plaats herkende ik steeds meer dat een organisatie of een groep niet onveranderlijk is. Zeker clandestiene organisaties zijn voortdurend in beweging, zowel qua doelen en tactieken als qua deelnemers. Bij een HTS en voorlopers wordt dit zelfs in de naam zichtbaar. Jabhat an-Nusra (Jabhat an-Nuṣrah li-ahli ash-Shām min Mujahideen ash-Shām fi Sahat al-Jihad, of Victory Front for the People of the Levant by the Mujahideen of the Levant on the Fields of Jihad) kwam voort uit ISI (Islamic State of Iraq), totdat ISI in 2013 naar Syrië uitbreidde en verwachte dat het door Syriërs geleidde An-Nusra zich wel aan het door Irakezen geleiden ISIL (Islamic State in Iraq and the Levant) zou onderwerpen. An-Nusra beloofde echter trouw aan Al-Qaida, zoals ook ISI had gedaan, en enorm conflict later was An-Nusra gereduceerd tot noord-west Syrië en had ISIS een groot deel van An-Nusra opgeslokt en ook van Syrisch en Irakees grondgebied. Terwijl in 2016 de revolutie steeds meer in de verdrukking kwam in noord-west Syrië, splitste An-Nusra zich officieel af van Al-Qaida (zeker in het begin dachten velen dat het slechts afleiding was, wat begrijpelijk is) en ging de groep samen met andere islamistische strijdgroepen in Jabhat Fatah al-Sham (Front for Conquest of the Levant), een groep die in naam en in gedrag meer gefocust was op Syrië en actief contra-terrorismebeleid uitvoerde, met name richting IS en de meer ‘ideologische’ Al-Qaida-gelieerde groepen, vaak gedragen door buitenlandse strijders en dus kwetsbaar. Begin 2017 fuseerde deze groep opnieuw met een aantal meer islamistisch-nationalistisch georiënteerde groepen tot Hayat Tahrir al-Sham (Organization for the Liberation of the Levant), de huidige naam.
Wat je ziet is dat de naam steeds meer de islamistische tendensen afwerpt, maar ook steeds meer de boodschap van verovering, ten gunste van een boodschap van bevrijding. De splitsing tussen de militaire strijdgroep en de civiele overheid, onder An-Nusra vielen de sjoera-raden nog onder de strijdgroepen die de besluiten van de sjoera-raden ook moesten uitvoeren, is een cruciale ontwikkeling, de Salvation Government was veel meer zelfstandig dan de sjoera-raden en had institutionele invloed in een veel groter aaneengesloten gebied. Los van het extremisme, dat er was en er in ieder geval tot op zekere hoogte nog steeds is, ontwikkelde HTS zich oppervlakkig gezien tot een pragmatische organisatie met belangen en discipline, waarbij burgers konden profiteren van de aanwezigheid, in plaats van dat die alleen of voornamelijk een dreiging was. De vraag is altijd hoe die ontwikkelingen de oorspronkelijke kern van HTS raken. De toevoeging van Arabische groepen en Arabische strijders aan parapluorganisatie SDF en zelfs aan de YPG heeft de kern van de YPG zeker niet betekenisvol veranderd. Dat heeft te maken met de interne stabiliteit en met externe dynamieken, de vraag is hoe die elementen binnen HTS en de Salvation Government werken. Uiteindelijk is er altijd spanning tussen de institutionele structuren en persoonlijke autoriteit, naast dat het leiderschap van een groep alle flanken en het grootste deel van de bevolking in het beheerste gebied voldoende tevreden moet stellen of angst in moet boezemen om de macht te kunnen behouden.
In de derde plaats verschoof mijn visie op de mens. Onze ‘geworpenheid’ kwam scherper in mijn blikveld, een toestand met twee cruciale componenten. ‘Geworpenheid’ is een aanduiding voor de opvatting dat onze toevallige aanwezigheid op een bepaalde plaats, in een bepaalde tijd, in een bepaald lichaam, in een bepaalde cultuur een zeer grote invloed heeft op ons denken, dat we zelf in veel gevallen niet weten wat we denken en waarom, totdat wij het om een bepaalde reden moeten rechtvaardigen. En dat is prima. Maar het brengt wel beperkingen aan in onze eigen analyse van de wereld en van extremisme en terrorisme in het bijzonder. De tweede component, waarbij ik veel inspiratie opdoe bij Heidegger, is dat wij als geworpenen voortdurend leven in de schaduw van de dood, op het grensvlak tussen angst voor de dood en verlangen hiernaar, inclusief het verlangen om door te sterven eeuwig voort te leven. Door onszelf letterlijk of figuurlijk op te offeren voor een doel dat onszelf overstijgt, overstijgen wij die historische bepaaldheid uit de eerste component en maken wij onszelf tijdloos. Inderdaad, geweld gaat altijd óók over religie.
In de vierde plaats viel het harde onderscheid tussen terroristische, criminele en revolutionaire bewegingen voor mij steeds meer weg. De Italiaanse en Amerikaanse maffia’s bijvoorbeeld zijn niet alleen gefocust op geld, maar nemen bepaalde publieke taken over van de overheid, hebben sterke religieuze (katholieke) overtuigingen en maken gebruik van terroristische tactieken. Terroristische en revolutionaire groepen gebruiken dan weer criminele methoden om in hun financiële noden te voorzien, terwijl voor veel terroristische groepen in de geschiedenis terroristische handelingen slechts een klein (maar afschuwelijk) deel van hun repertoire uitmaken. Geïnspireerd door Wittgenstein zie ik in al deze fenomenen veel meer familiegelijkenis dan zichtbaar wordt in nieuwsberichten of in definities. En de grootste gelijkenis zit voor mij in het ondermijnende karakter.

In de vijfde plaats werd steeds duidelijker voor me dat voor het begrijpen van terroristische organisaties het nodig is om te kijken naar de samenlevingen waarin zo’n terroristische organisatie opbloeit, en vooral naar de overheid daar. Wanneer een overheid er niet is voor de bevolking of een deel daarvan, wanneer mensen werken, maar onvoldoende geld verdienen, ondernemers ondernemen, maar het geld in andermans zakken verdwijnt, wanneer corruptie zorgt dat mensen steeds onzeker zijn over hun rechten, wanneer de overheid een dreiging is en niet de oplossing voor die dreiging, kunnen terroristische en andere militante organisaties opbloeien. Terroristische acties peperen er bij de bevolking in dat de overheid er niet is om hun te beschermen. Hoewel er weleens te gemakkelijk wordt gesmeten met de term ’propaganda van de daad’, is dit terrorisme zeker propaganda van de daad.
The Management of Savagery
Het lezen van het boek The Management of Savagery van een anonieme al-Qaida-ideoloog hielp me enorm bij het ontwikkelen van mijn denken over de inbedding van militanten in een samenleving. Dit boek is de meest uitgebreide analyse van jihadistische strategie vanuit jihadistische hoek geschreven en alleen daarom al waardevol. In verschillende boeken waar dit boekje besproken werd, leek het alsof het doel van The Management of Savagery is om chaos te scheppen. De lijn van het argument is echter een andere: ‘The administration of savagery’ is een van de twee fasen die moet leiden tot een islamitische staat (fase 3) volgens jihadistische sjaria-principes. De eerste fase is die van ‘vexation and exhaustion’, dus een groep verborgen strijders pleegt aanslagen op onverwachte momenten en doelen, zorgend dat de zittende overheid verrast en overbelast raakt. Juist plaatsen waar burgers kunnen genieten, zoals speeltuinen en stadions zijn hier een belangrijk doelwit, naast economische doelwitten. Hiermee wordt het ‘aura van onoverwinnelijkheid’ van de zittende regering verzwakt. Dit effect is sterker als de overheid basale instituties zoals veiligheid überhaupt verwaarloost. De volgende fase is van de administration of savagery. Het geweld gaat door, maar deels vanuit de groep en deels parallel daaraan worden alternatieve instituties gecreëerd. Een voor de hand liggende is een groep die via afpersing zorgt voor een bepaalde veiligheid, een tactiek ook de maffia wel gebruikt. Maar ook voedsel, gezondheidszorg en onderwijs horen hierbij. Doel is dat mensen liever onder de jihadistische groep vallen (management of savagery) dan onder de reguliere overheid (savagery). De chaos is hier geen doel op zichzelf, maar een manier om de zittende regering los te trekken van de samenleving. In die zin was IS een club die beperkt het voorbeeld van The Management of Savagery volgde, omdat IS sterk bleef hangen bij ‘savagery’ en onvoldoende toekwam aan ‘management’. De instituties die IS opbouwde bleken onvoldoende robuust bij tegenslag en onvoldoende schaalbaar, zeker in het licht van de aanvallen van de internationale coalitie en in het bijzonder het Iraakse leger en in mindere mate het SDF.
De basistheorie van The Management of Savagery heeft Jolani (iedereen kent Ahmed al-Shara’a bij zijn oorlogsnaam, dus die blijf ik voor het gemak gebruiken) met HTS ook gevolgd, bewust of onbewust. In de Syrische burgeroorlog ontstond op allerlei manieren chaos. Het terugtrekken van het Syrische leger (SAA) uit het oosten, overal opspringende verzetsgroepen die tegen Assad en tegen elkaar strijden, ISIS dat grote delen van Syrië en Irak verovert en een kalifaat uitroept, terwijl Jolani juist vanuit ISI naar Syrië was gestuurd om tegen Assad te strijden, de Verenigde Staten, Rusland, Turkije en Israël die in Syrië bombarderen, criminele groepen die van de onrust gebruik maken, rebellen die enclaves opgeven en naar Idlib in ballingschap worden gestuurd (een hele korte samenvatting van 2011-2016). Deels was die chaos door HTS en de voorlopers gecreëerd, voor een groot deel waren dat omstandigheden, maar een fase van ‘vexation and exhaustion’ was overduidelijk daar. Vanaf ongeveer 2015 ging Jolani aan de gang met de volgende fase.
Analisten maken op Twitter grapjes over dat Jolani Syrië veroverd heeft met behulp van Excel, een grap, maar met een hele grote kern van waarheid. De vader van Jolani was een economiedocent op de universiteit en zijn zoon lijkt daar wat van meegekregen te hebben. De BBC keek rond in Idlib en zag daar superieure economische ontwikkelingen, met voldoende schoon water, veel meer elektriciteit dan in de door Assad beheerste gebieden, afval werd opgehaald, wegen gerepareerd en verkeersregels gehandhaafd. De toenemende verschillen in verlichting tussen Assads gebied en dat van de Salvation Government is vanuit de ruimte zeer goed te zien, zoals besproken in dit zeer degelijke rapport van Nathan Ruser (waarin de AANES in noord-oost Syrië een vergelijkbare positieve ontwikkeling doormaakte totdat Turkije op grote schaal energie-infrastructuur in de regio ging bombarderen). Toen grote delen van de rest van Syrië in handen kwamen van HTS, doken al snel overal hun verkeerspolitie op en gingen al snel de universiteiten weer open. Allemaal om te laten zien dat het HTS-model schaalbaar is. De kern van dat beleid: het zorgen voor maatschappelijke instituties die tegemoetkomen aan de belangrijkste behoeften van burgers op een manier die als eerlijk ervaren wordt, zorgt voor grotere politieke en militaire robuustheid die op het slagveld de kracht vermenigvuldigt.
The Management of Savagery stelt een regering voor die gebaseerd is op ’universele profetische exegese’, op islamitische wetten en waarden (alleen op een paar momenten een klein beetje gespecificeerd), maar nuanceert het ook: wees pragmatisch en genuanceerd in wie je aanwijst als vijand en vriend en haal sjaria-kennis ook uit boeken die als geheel niet in lijn zijn met sjaria. Bouw verder de instituties op het juiste moment (op basis van volgens de auteur universele wetten). In andere delen van het boek gaat het veel meer over zuiverheid, dus die spanning zit er zeker, maar het pragmatische is onmiskenbaar in het boek en in het handelen van HTS in Syrië.
De kern van The Management of Savagery, los van het religieuze, is dat de ondermijning van een goddeloos regime plaatsvindt door enerzijds de creatie van chaos door de jihadisten en anderzijds door het creëren van alternatieve instituties die beter in staat zijn om te bieden wat de bevolking of een groot deel daarvan nodig heeft. Of HTS daadwerkelijk dit boek als leidraad genomen heeft, is moeilijk in te schatten omdat de strategie zo flexibel is. Ik noemde als de spanning tussen pragmatisme en zuiverheid in het boek, maar ook het moment wanneer de ondermijning door geweld op de achterbank komt en de ondermijning door superieure instituties achter het stuur, het boek is ook nogal dun als het gaat om welke instituties voorrang krijgen boven andere en waarom nou juist die instituties zo’n bijdrage leveren aan de ondermijning van een zittend regime. Ondanks dat The Management of Savagery de sterkste jihadistische analyse van strategisch denken is, of in ieder geval de meest uitgebreide, bevat het zoveel platitude dat het voor een HTS moeilijk is om bepaalde hoofdlijnen uit het boek niet te laten terugkeren. De tamelijk magere theorie van The Management of Savagery zit zo in elkaar dat er haast geen bewijs tegenin te brengen is. Je zou bijvoorbeeld kunnen zeggen dat de volksmilities in Soewaida ook de theorie van The Management of Savagery volgen doordat die milities alternatieve veiligheidsinstituties creëren die het Assad-regime ondermijnden. Toch is het ongeloofwaardig dat dit boek de bron was van hun beleid. IS volgde tenminste gedeeltelijk deze strategie, maar werd uiteindelijk gereduceerd tot een een groep mensen die vanuit de Syrische en Iraakse woestijnen hit-and-run-aanvallen uitvoeren met nauwelijks merkbaar effect (de vrees is dat zij van het huidige machtsvacuüm in bepaalde delen van Syrië uitbuiten om weer sterker te worden), waarbij op basis van de theorie niet of nauwelijks te zeggen is dat hun reductie te maken heeft met het verkeerd uitvoeren van The Management of Savagery. Wat je zeker niet kan zeggen, is dat IS geen instituties bouwde en dat niet een deel van het eerste succes uit die instituties kwam. Maar ja, dat is zo vanzelfsprekend dat je daar geen boek voor nodig hebt.
Preventief veiligheidsbeleid
The Management of Savagery staat lijnrecht tegenover mijn rapport over destabilisatiepreventie (van harte aanbevolen) en is daardoor bruikbaar als aanvulling. En het praktijkvoorbeeld van HTS verheldert nog veel meer.
Waar ik naartoe wil, is een preventief veiligheidsbeleid, waarbij instituties gebouwd worden die aan de noden van de bevolking tegemoet komen, in plaats van instituties die er zijn om een kleine elite te bevoordelen, instituties die vrede bevorderen in plaats van dreigingen beheersen. In Nederland hebben we die instituties en functioneren die meestal naar behoren, hoewel ze te kwetsbaar geworden zijn en met name politici zelf die instituties ondermijnen, soms door ze te verwaarlozen, soms door te micro-managen of door controledrift, soms door ze aan te vallen. In met name ontwikkelingslanden en landen met en autoritaire overheid zijn die instituties afwezig, te kwetsbaar of worden ze actief tegengewerkt, omdat de belangen van een kleine elite groter worden geacht. En dat maakt die overheden juist kwetsbaar. Dat wordt versterkt omdat de belangen van de kleine elite het beleid onflexibel maken (en dat is waarom ‘sterke mannen’ niet werken).
Het is voor politieke, religieuze, criminele of extremistische groepen veel moeilijker om een overheid te ondermijnen die instituties voor de eigen bevolking bouwt, onderhoudt en waar nodig bijstuurt. Zelfs al waren er velen ontevreden in Syrië in 2011, het Assad-regime was niet gevallen als Assad instituties had gebouwd die de levens van mensen beter maakten en waar mensen konden vertrouwen dat ze eerlijk behandeld worden (zie ook Elkaar eerlijk behandelen van Kees van den Bos). Als de gevangenissen er waren om criminelen op te sluiten in plaats van politiek geïnteresseerde burgers. Als demonstranten werden aangehoord in plaats van doodgeschoten. Als ondernemers werden gesteund in plaats van afgeperst. Als werknemers lid konden worden van een vakbond die voor hun belangen opkomt. Als journalisten vrij waren om hun werk te doen. Als mensen konden vertrouwen op de verkiezingen. Als religieuze groepen hun plek in het publieke domein konden invullen, in plaats van dat zij tegen elkaar werden uitgespeeld. Als je cijfers op school afhankelijk waren van je prestaties, in plaats van het omkopen van de docent. Uit deze voorbeelden blijkt ook dat de instituties niet noodzakelijk alleen overheidsinstituties hoeven zijn. Het gaat ook om het maatschappelijk middenveld.
Hoewel de Europese overheden de afgelopen paar jaar onzorgvuldig met het vertrouwen om zijn gesprongen, denk alleen al aan de toeslagenaffaire in Nederland, een deelverklaring voor de toename van het aantal stemmers op extremistische partijen zoals PVV en Forum voor Democratie in Nederland, zijn er redenen dat extremisme in Europa beperkt blijft en de relatieve stabiliteit groot. Om te beginnen is er veel vertrouwen in politie, rechtspraak, medische zorg etc.. Veel van het gemopper op de overheid komt juist voort uit overspannen verwachtingen, niet uit een gebrek aan vertrouwen. Ook levensvoorwaarden zoals voedsel, water, energie en internet zijn goed geregeld, hoewel soms kwetsbaar. De meeste mensen kunnen hoop houden dat hun leven volgend jaar beter is. Het maatschappelijk middenveld is nog altijd pluriform en goed georganiseerd, inclusief belangrijke religieuze bewegingen, en vormt een tegenmacht die de overheid in toom houdt, zij het dat deze de laatste jaren wel wat verzwakt is, onder andere door een toenemende individualisering.
Hoewel destabilisatieprevenetiebeleid in Nederland ook nodig is, ik heb een aantal kwetsbaarheden genoemd en dat is niet uitputtend, zie ik vooral een rol in kwetsbare landen. Ik zie graag dat Nederland in samenwerking met andere Europese landen deze landen ondersteunt en stimuleert om de politie professioneler (en dus minder politiek) te maken, de rechtspraak te versterken, corruptie te bestrijden en de toegang tot het recht te vergroten. Wanneer succesvol, leidt dit tot een overheid die meer vertrouwen verdient, die door de bevolking meer vertrouwd wordt, die minder in de weg staat voor economische ontwikkeling, met als mogelijk bijeffect dat minder mensen de noodzaak voelen om huis en haard te verlaten en een betere toekomst in Europa te zoeken, en die zich minder gemakkelijk laat ondermijnen door niet-statelijke actoren zoals terroristen, rebellen of criminelen. Ik heb dit uitgebreider besproken in mijn rapport, maar HTS blijkt een uitstekend voorbeeld waarin zelfs een niet-statelijke actor dit veel beter kan doen dan een gevestigde staat.
De Syrische burgeroorlog is nog niet afgelopen
De vreugde de afgelopen weken was groot, ook bij mij, nadat dictator Bashar al-Assad vernederd gevlucht was naar Rusland en relatief pragmatische islamisten van HTS, enigszins ondersteund door het Syrian Nation Army in het noorden en door ooit gereconcilieerde FSA-milities in het zuiden, vrijwel zonder bloedvergieten de macht overnam. En ik ben blij verrast om de snelheid waarop Westerse landen beperkte diplomatieke banden aangaan met HTS’ Salvation Government, hoewel het van mij nog wel sneller mag. We hebben hier grote belangen, al was het maar in onze relatie met Rusland. Hoe dan ook, de blijdschap dat Assad weg is, is voor mij niet verdwenen.
Jolani is ondertussen druk bezig met het samenstellen van een regering die weliswaar gedomineerd wordt door HTS-leden of mensen met een HTS-geschiedenis, maar waarin ook oud-leden van het FSA zitten. Ook heeft Jolani allerlei ontmoetingen met stamleiders en andere notabelen. Alle indicaties wijzen erop dat er al snel een door een groot deel van Syrië gesteunde regering gevormd gaat worden. Alleen valt de SDF er op dit moment grotendeels buiten.
De reden dat ik zeg dat het onduidelijk is of de Syrische burgeroorlog voorbij is, heeft het meest met noordoost Syrië te maken. Het is duidelijk dat Turkije en het SNA elk om deels andere redenen tegen deze autonome regio zijn. Turkije ziet de PYD-YPG als verlengstuk van de terroristische organisatie PKK en milities binnen het SNA hebben wrok vanuit eerdere gebeurtenissen uit de Syrische burgeroorlog. Bij beide kan je hele discussies voeren, maar de realiteit is dat die motieven spelen. Met Turkije hebben de Verenigde Staten een wapenstilstand afgesproken tussen SDF en SNA in ruil voor een terugtrekking uit Manbij, maar het SNA blijft het SDF aanvallen bij de Tishrin-dam. Sinds 23 december heeft het SDF weer tegenaanvallen uitgevoerd, met enig succes. Ook in het nieuwe jaar gaan de gevechten door. Er wordt dus nog altijd gevochten en er vallen ook nog steeds doden. Gelukkig houdt Turkije zich nog afzijdig, maar niemand weet hoe lang nog.
De grote vraag is nu hoe dit verder gaat. Er kan een nieuwe inval van Turkije komen, die in het noordwesten en noorden al delen van Syrië ingenomen heeft, samen met de SNA, en niet van plan lijkt te vertrekken. De retoriek an Erdogan die opnieuw en leugenachtig de SDF een separatistische organisatie noemt, belooft in ieder geval niet veel goeds. HTS zal daar niet blij mee zijn, maar HTS heeft net als in het zuidwesten met invallen van Israël niet de macht hier iets aan te doen. De autonome regio in noordoost Syrië kan zich, na onderhandelen, bij de Salvation Government voegen, de vraag is wie wat daarvoor opgeeft. De op anarchistische ideologische leest geschoeide PYD die gelijkheid voor vrouwen en minderheden hoog in het vaandel heeft (wat autoritarisme niet perse tegenspreekt), staat mijlenver af van de islamistische Salvation Government. En het is niet eens zeker dat Turkije daar genoegen mee neemt. De eerste gesprekken tussen de autonome regio en de Salvation Government zijn in ieder geval al geweest, dus dat is een hoopvolle zaak, maar alles is nog onzeker.
Duidelijk is dat de situatie voor de autonome regio in noordoost Syrië fors verslechterd is. En het Amerikaanse leger zal niet tot in het oneindige een buffer vormen in noordoost Syrië, zeker niet nu Trump weer president wordt. Ja, de autonome regio moet onderhandelingen met de Salvation Government aangaan. Maar ook, zo snel mogelijk, met Turkije. En dat is moeilijk, want Turkije stelt zich steeds rigide op. Maar hoewel de PYD-YPG op zichzelf een pragmatische club is, blijkt het op sommige momenten ook te rigide, waardoor achter de feiten aangelopen wordt. Uiteindelijk wordt het geen vrede in Syrië als er geen vrede is in het noordoosten.
De afgelopen weken zijn er in de twee westelijke provincies ook incidenten geweest, hoe dat zicht ontwikkelt is nog moeilijk in te schatten, maar het lijkt heel lokaal en de Salvation Government lijkt serieus te trachten burgers te beschermen.
(post gaat verder onder afbeelding)

De Syrische burgeroorlog is voor mij een van de bepalende perioden van de afgelopen decennia. En wanneer deze oorlog echt afgelopen is, ik hoop snel, is nog afwachten. De eindstreep is nog niet gehaald. Ondertussen is deze oorlog verknoopt met de Russische invasie in Oekraïne, met de oorlog van Turkije tegen de PKK, de aanvallen van Hezbollah op Israël en de verzwakking van Iran in het geheel, met de stabiliteit van het kwetsbare Irak en met de rol van Wagner en later Rusland zelf op het Afrikaanse continent. Langzamerhand kunnen sommige van die situaties in een nieuwe groef komen. Ik blijf dat zeker volgen en hopelijk schrijf ik er nog wat meer over. Voor mij verschuift de focus van het begrijpen van geweld en instabiliteit naar het voorkomen ervan.
Geef een reactie